Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Jezaias XXXI: 6, 7.Bekeerd u tot [hem van] den welken de kinderen Israëls diepe afgeweeken zyn. Want te dien dage zullen zy verwerpen een ider zyn zilvere afgoden, welke uwe handen [ter] zonde gemaakt hadden. | |
Ezechiel VII: 17, 18, 19.Alle handen zullen slap worden; en alle kniën zullen heenen vlieten [als] water. Ook zullen zy zakken aangorden, grouwen zal ze bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte weezen, en op alle haare hoofden kaalheid. Zy zullen haar zilver op de straaten werpen, en haar goud zal tot onreinigheid zyn; haar zilver, en haar goud en zal haar niet konnen uithelpen ten dage der verbolgentheid des HEEREN: haare ziele en zullen zy niet verzadigen, en haare ingewanden en zullen zy niet vullen: want het zal den aanstoot haarer ongerechtigheid zyn. | |
Romeinen XII: 1, 2.Ik bidde u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gy uwe lichaamen steld tot een leevende, heilige, [en] Gode welbehaagelyke offerhande, [welke is] uwen redelyken Godsdienst. En word dezer wereld niet gelykformig, maar word veranderd door de vernieuwinge uwes gemoeds, op dat gy moogt beproeven welke de goede, en welbehaagende, en volmaakte wille Gods zy. | |
[pagina 55]
| |
|