Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Spreuken IX: 1, 2, 3, 4, 5, 6.De opperste wysheid heeft haar huis gebouwd: zy heeft haare zeven pilaaren gehouwen. Zy heeft haar slacht-vee geslacht, zy heeft haaren wyn gemengd: ook heeft ze haare tafel toegericht. Zy heeft haare dienstmaagden uitgezonden: zy noodigd op de tinnen, der hoogten der stad: Wie is slecht? hy keere zich herwaards: tot den verstandeloozen, zeid zy: Komet, eetet van myn brood, en drinket van den wyn, [dien] ik gemengd hebbe. Verlaatet de slechtigheden, en leevet: en tredet in den weg des verstands. | |
En Kapittel XVI: 16.Hoe veel beter is het, wysheid te bekomen, dan uitgegraaven goud? en uitneemender, verstand te bekomen, dan zilver? | |
En Kapittel XX: 4, 5.Om den winter en zal de luiaard niet ploegen: daarom zal hy bedelen in den oogst: maar daar en zal niet zyn. De raad in 't herte eens mans is [als] diepe wateren: maar een man van verstande zal dien uithaalen. | |
Jezaias LV: 2.Waarom weegd gy-lieden geld uit voor 't geene dat geen brood en is? en uwen arbeid voor het geene dat niet verzadigen en kan? Hooret aandachtelyk na my, en eetet het goede, en laat uwe ziele in vettigheid haar verlusten. | |
[pagina 19]
| |
|