Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| |
Aan Joannes Luiken de Jonge.
Joannes Luiken, kleine Zoon,
Indien gy opwast op der Aarden,
Zo staat doch na des Hemels Kroon,
Want die gaat boven alle waarden.
Myd dan de strikken voor de voet,
Van uwe Kindse jonge Jaaren,
Al die het quaade spreekt en doet,
Laat doch dat quaad gezelschap vaaren.
Het quaad gezelschap schend de Jeugd;
Want zulke quaade Medgezellen,
Die trekken van het Pad der Deugd,
Tot op den breeden weg der hellen.
Denk steeds van al wat u geschied,
Tot nut en onderhoud van 't Leven,
Dat gy 't van Godes Hand geniet,
Die 't Al, en Al, aan Ons moet geeven.
En die noch boven alle Goed,
Zelfs in den Hemel zal ontfangen,
Den geen, die zyn Geboden doet,
En maakt op Aarden rechte gangen.
Van uw beminde Vader lief,
En zal u niet gedenken meugen,
Dewyl Hem God van hier verhief,
Al voor den tyd van uw geheugen.
Maar zo gy uwe gangen keerd,
| |
[pagina VI]
| |
Op wegen van des Heeren vreeze,
En God, als uwen Vader eerd,
Zo zal God uwen Vader weezen;
En u geleiden door de Tyd,
Zo dat gy namaals uwe Vrinden,
Zelss, in de zalige Eeuwigheid,
Voor eeuwig wederom zult vinden.
Dewyl ik Oud ben, en na gis,
Misschien niet lange meer zal leeven,
Zo heb ik tot gedachtenis,
U deze Regels op geschreeven.
Bewaard het ook voor een Juweel,
Hoe zelf, uwGa naar voetnoot* Over Groote Vader,
De vreeze Gods hield voor zyn Deel,
En wandelde den Hemel nader.
Wiens nagelaaten Gulde Spoor,
Ik eerst voor rechte Erf waardeerde,
Toen ik dien zelven Weg verkoor,
En my van deze Wereld keerde.
De spooren van der Oud'ren Deugd,
Zyn voor de kind'ren meer van waarde,
En ook tot beter Schat en vreugd,
Als alle Schatten van der Aarde.
Uw gunstige Grootvader Joannes Luiken. |
|