Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
't Kan haast veranderen. | |
Daarom alzo zyt de Heere HEERE; Ja ik zal [hem] door eenen grooten storm-wind in myne grimmigheid splyten, en daar zal een overstelpende plas-regen zyn in mynen toorn, en groote hagel-steenen in [myne] grimmigheid, om [dien] te verdoen. | |
[pagina 51]
| |
De vrucht van 't aards behaagen,
Word deerelyk verslaagen.
De Boomgaard en de Landeryen
Na 't Ploegen, Zaaijen ende vlyen,
Na regen, dauw en zonneschyn,
Staan schoon en heug'lyk in 't belooven,
Zo dat van Akkers, en uit Hoven,
Een kostelyke Oogst zouw zyn.
Maar onverwacht is opgereezen
Een donk're wolk om voor te vreezen,
Die werpt, met vuur en dondervlaag
Veel honderd duizend hagel-steenen,
Met storm en wervel-wind daar heenen,
Van zyne hoogte naar om laag.
Dat slaat de draagende landsdouwen,
En laat haar weinig overhouwen,
Het kooren werd ter neêr gedrukt,
Of afgemaaid, als waard met handen
Verwoest, verstrooid, en heel te schanden,
De fruit werd onryp afgeplukt.
Daar leid de hoop, en 't welbehaagen,
Met eene vlaag ter neêr geslagen:
| |
[pagina 52]
| |
ô! Mens, ziet om, waar dat gy staat,
Of 't in des werelds bouweryen,
Daar elk zyn Heil wil toebereijen,
Door moeite en zorg, niet ook zo gaat.
Wat bloeid en groeid het menigmaalen,
Tot hoop van veele vrucht te haalen,
Der aardse voorspoed en geluk,
En buiten wachten of vermoeden,
Begind het Ongeluk te woeden,
En zet het alles in den druk.
Bezonder als de swaare buijen,
Die dreigende de Dood beduijen,
Het al, en alles snyden af,
Wat wereld en haar welbehaagen,
De zucht van 't vlees quam voor te draagen,
En aan de aardse zinnen gaf.
Dies bouwd uw Hoop op zulke dingen,
Die nooit door Toeval t'ondergingen.
| |
Job XXXVIII: 22, 23. | |
[pagina 53]
| |
Psalm XVIII: 13, 14. | |
Psalm CV: 32. | |
Jezaias XXVIII: 2. | |
En Kapittel XXX: 30. | |
Haggai II: 18. |
|