Vervolg van het musikaels tydverdryf
(1752)–J.W. Lustig– AuteursrechtvrijJ.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf. A. Olofson, Amsterdam 1752
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Utrecht, signatuur: LBMUZ: BO MAHAUT 1
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Vervolg van het musikaels tydverdryf van J.W. Lustig uit 1752. Het betreft een vervolg op Maendelyks musikaels tydverdryf van Antoine Mahaut en Kornelis Elzevier uit 1751. Dit boek bestaat uit drie delen. In elk deel begint de paginering opnieuw.
redactionele ingrepen
deel 2 en 3: in het origineel hebben de liederen geen koppen. In deze digitale editie werd telkens de eerste regel van de betreffende liederen tussen vierkante haken toegevoegd als kop.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1, p. II, IV; deel 2, p. II; deel 3, p. II; deel 3, p. 12) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[Deel 1, pagina I]
VERVOLG
VAN HET
MUSIKAELS TYDVERDRYF,
Bestaande in Drie STUKJES,
Op de Italiaansche Trant in 't Muzyk gebragt, voor de
BASSO CONTINUO en andere INSTRUMENTEN;
DOOR
JACOB WILHELM LUSTIG,
Organist van Martini Kerk tot GRONINGEN,
Mitsgaders SCHRYVER van de Klaare Onwederspreeklyke Gronden der Inleidinge tot de MVZYK- en SPRAAK-KVNDE,
Die by den Drukker deezes zyn te bekoomen.
Te AMSTERDAM,
By A. OLOFSEN, Muzyk- en Boekverkooper, aan de Nieuwe Kerk, over de Voorburgwal.
[Deel 1, pagina III]
MAENDELYKS
Musikaels Tydverdryf;
Bestaende
in
Nieuwe Hollandsche Canzonetten
of
Zang-Liederen.
op d' Italiaensche trant in't Musiek gebragt: met een
Basso Continuo.
meede zeer bekwaem om op de Clave-Cimbael, Viool, Dwars-fluit, Hoböe en andere Instrumenten gespeelt te worden,
Gecomponeert door a: Mahaut, en in Digtmaat door k: Elzevier.
't Amsterdam
by
A. Olofsen.
[Deel 2, pagina I]
MAENDELYKS
Musikaels Tydverdryf;
Bestaende
in
Nieuwe Hollandsche Canzonetten
of
Zang-Liederen.
op d' Italiaensche trant in't Musiek gebragt: met een
Basso Continuo.
meede zeer bekwaem om op de Clave-Cimbael, Viool, Dwars-fluit, Hoböe en andere Instrumenten gespeelt te worden,
Gecomponeert door a: Mahaut, en in Digtmaat door k: Elzevier.
't Amsterdam
by
A. Olofsen.
[Deel 3, pagina I]
MAENDELYKS
Musikaels Tydverdryf;
Bestaende
in
Nieuwe Hollandsche Canzonetten
of
Zang-Liederen.
op d' Italiaensche trant in't Musiek gebragt: met een
Basso Continuo.
meede zeer bekwaem om op de Clave-Cimbael, Viool, Dwars-fluit, Hoböe en andere Instrumenten gespeelt te worden,
Gecomponeert door a: Mahaut, en in Digtmaat door k: Elzevier.
't Amsterdam
by
A. Olofsen.
[Deel 3, pagina 11]
REGISTER van 't VERVOLG op het MUSIKAELS TYDVERDRYF.
EERSTE STUKJE.
O onuitspreeklyk Hartenwee!
Verlaat gy uw Andromaché. |
pag. 1 |
'k Beken, gy mint my, groote Held!
Gy hebt my dikwerf blyk gegeeven, |
2 |
Heb geen vrees, myn Uitverkooren!
Eer van Seyros en 't heel-al! |
3 |
Dat ieder myne Liefde doeme,
Dat elk de pooging die ik doe, |
4 |
Als men eenmaal d'oogen slaat,
Op al de geschapen dingen, |
5 |
Eenzaam Leven is myn zin,
't Huwen kan my niet bekooren, |
6 |
Zoete Susje, wat een praat?
Hebt gy U wel regt bezonnen? |
7 |
Zeg, wie kan de Min ontvlugten,
Welkers Toorts het al ontsteekt, |
8 |
Toen Orféus zyne Konst deed hooren,
Getuigt men dat het domme Vee, |
9 |
Des menschen hart voor lang bedorven,
Vermits 'er haat zyn woonplaats gaf. |
10 |
TWEEDE STUKJE.
Den Heere Zing ik een Nieuw Lied,
Ik zal den Vorst des Hemels loven. |
pag. 1 |
Al wie op God vertrouwt,
Altyd verzekert bouwt, |
2 |
Ik wil, ik zal een Lofzang zingen,
Myn harp is tot Gods Eer bereid; |
3 |
God is myn Scherm en Schild;
Ik zal zyn goedheid loven, |
4 |
Vertrek, ô Wereld, met u lusten;
Uw zoetste zoet, is bitter Gal. |
5 |
Kom, Jesus kom, myn Bruidegom,
Myn Bruidegom! |
6 |
Daar ryst de Zon,
Uit de Oosterbron! |
7 |
Als ik by avond neêrgezeten,
In myn Vertrek in 't duister ben, |
8 |
Myn Ziel hoe kan het wezen?
Hoe hoog, hoe hoog zyt gy gerezen? |
9 |
Almogend Heer, zend uwen zegen.
Gelyk een regen, |
10 |
DERDE STUKJE.
Gelyk de Bloemen in de Lente,
Verkwikken door den Zonnegloed; |
pag. 1 |
Wat roemen we onze deugd,
Als men met wederzinn' iets geeft, |
2 |
O Groote God, U is bekend,
Hoe 'k leg gedompeld in Elend. |
3 |
Gy zielen die van weemoed schreit,
Om 't zwak van uwe menschlykheid. |
4 |
Zielen wilt gy eeuwig Leven,
En op Eng'len schachten zweeven? |
5 |
Ik zal, ô God! uw Wetten vieren,
Myn hart is U getrouw, |
6 |
Myn Ziel is bly en zonder kommer,
Dewyl zy op Gods bystand wacht. |
7 |
Was ons sterflyk oog niet blind,
Was de Mensch niet als een Kind, |
8 |
Wel aan myn Ziel zing op een Lied,
Roem God die voor U heeft geleden. |
9 |
O Dood, ik zal u nimmer vreezen,
Gy zult my nooit verschrik'lyk wezen. |
10 |