apocrief / de analphabetische naam(1952)– Lucebert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] [eten] eten zoals vroeger toen mijn mond nog een klein bed met warme poeder opgemaakt hier en daar nog niet toesprak later gesloten als een wonderbus lachte een dame maar dat betekent mijn gezicht moet gaan jagen achter een ondergedoken deken vel achtervolgde ruimte in de luchtfabriek feitsterren taartstenen op jeware met een dungevoelige streep vore van een wartaal over de schoorsteel vore goed zichtbaar gauw verdacht het verdachte woord dat mij op de hielen als een stomdronken tong voor mij knielt spuwt een te dure zoen als alle kussen onwederoud ontzagwekkend geleerd toen toen ook kwam de poppensnellerschij uit ui tu it au scheurde uit mijn voorhoofdrempels torens tabellen bij kattebellen af (een pauwkind ingepeperde vlinder) ja vaak af vaak opgemaakt heel veel stapel en kogelrond snakkend en in mijn mond als eten Vorige Volgende