apocrief / de analphabetische naam(1952)– Lucebert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] romance de mist was warm neuriënd zand oude muziekmensen liepen langs nieuwe harpen langzaam vonden aan breekbare heuvels in de maan drie witte heren blokfluit blazen en een dikke engel aaide een glazen bas de wereld is dicht en begoocheld tussen sterkstaande stemmen wandelend de mensen op kermende handen maar uw gezicht is een haan een haan gouden of duister en met schellen graaft hij de avond en uw hand uw hand een verheugde oogopslag blinkend in de ochtend toen kwamen wij in de weerspannige dorpen als haren daar stonden de mannen de vrouwen de mannen en luidend hun bronzen vlammen galmend aan elkander galmend want geen hield van ons daar omdat wij raar waren maar een pleisterplaats is uw stem een ruggedraai als rook een damp vaststaande naast de vorstinnen en alleen met uw zingen kan ik zingen van de rijkdom en van de gezalfde hoeven die daarop sloegen hoe? een boom ben ik verbrand in de wolken of een stenen stroom in de grond wie zal deze dan horen en wie zal deze verstaan de oude muziekmensen slapen naast nieuwe harpen eenzaam Vorige Volgende