De amsterdamse school(1952)– Lucebert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] XII van de bittere suikerbergen in de moederborst zijn de met lippen beladen vogels opgevlogen zo is wie stem heeft dorstig en hem zijn verloren gegaan de welluidende ogen vergaan het klaarblijkelijk lied ook verdaan het lichamelijk gedicht de tastbare nacht de neerslachtende doorsnede hij is een dode deur in stekende spier en een kwelzieke muur een kwaal met tangende tong vermoeid zijn hand is een in stenen stoel versteende blinde hij is een uime een moo een mist van toneelhaar kust in een treurspel achter slordige maskers en een kwade taal dode temidden der parelmoeren nagalmen der grootvaderlijk beginnende nachtegalen allen Vorige Volgende