Kindergedichten(1914)–G.W. Lovendaal– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Bloemenslaap. Waar bleven de bloemekens blank en bont? Ze slapen nu zacht in den duistren grond, Een deken van sneeuw heeft ze toegedekt; Wees stil nu, dat niemand de bloemkens wekt. Straks komt met de lente de warmte weer, Dan gaat door de velden de Lieveheer, Neemt zachtjes het dekentje weg en zeit: Kom, kinderkens, op! het is bloeienstijd. Dan komen de kopkens snel uit den grond En kijken met open oogskens rond. Vorige Volgende