Kindergedichten(1914)–G.W. Lovendaal– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Wat mijn hond heeft. 't Fijnste neusje heeft mijn hond, 't Liefste snuitje heeft mijn Truitje, Steekt het als een ijdeltuitje In de lucht bij wind of buitje; 't Liefste snuitje heeft mijn Truitje, 't Fijnste neusje heeft mijn hond. Mooië oogen heeft mijn hond, Warmë oogen, trouwë oogen, Oogen die er wezen mogen, Nooit wat hebben voorgelogen, Warmë oogen, trouwë oogen, Mooië oogen heeft mijn hond. 'n Gouden hartje heeft mijn hond, Ieder mag hem dolgraag lij'en, Tusschenbei'en kan hij vleien, Hij kan lachen, hij kan schreien, Ieder mag hem dolgraag lij'en, 'n Gouden hartje heeft mijn hond. Vorige Volgende