Mathijs had bij de lezing van dien brief geen woord geuit en haar dien toegereikt; maar zij kende hem zoo grondig: een lichte plooi had zijn voorhoofd gefronst en een verbittering kneep zijn lippen dicht.
Het speet haar zoo! maar zij vermande zich: het mocht haar niet spijten: De religie stond op het spel.
Met ongeduld verwachtte zij 't verhaal, dat zij van Gaspard met nadruk had geeischt, over den uitslag der feestelijkheid. Hadde zij maar gedurfd, zij zou haar man verlof hebben gevraagd om er zelve heen te gaan, om als boetelinge - wat zij wist dat velen doen zouden - barvoets de processie te volgen. Zij die zooveel meer durfde, durfde dàt niet doen.
In stede van een brief van Gaspard aan haar, kwam er den 10den September een brief voor Mathijs, van den Principaal, een korte, verontwaardigde brief, met verzoek aan den vader zijn zoon zoo spoedig mogelijk te komen halen, zijn zoon, die schandaal verwekt, kerkelijke voorwerpen ontheiligd, en de hand op een gewijde des Heeren gelegd had.
Wat was dat nu? Wat had dat te beduiden?
De vader beefde van gramschap en ontsteltenis, doch wist niet over wie noch over wat. Indien Fernande het doodsbericht van Gaspard ontvangen had, zou hare stomme verslagenheid niet grooter zijn geweest.
‘Gauw, gauw!’ Mathijs liet zijne zaken in den steek en vertrok naar X. met een kleine in der haast bereide reisvalies.