rouw over deze onbezonnen daad; ook scheen het haar, dat zij een gefluister tusschen de twee vernam; wellicht had zij zich echter vergist, want spoedig daaarop trad Madeleine binnen.
Na eenige dagen pruilens scheen de pleegdochter als het ware minzamer dan te voren jegens hare ouders, en betoonde zich bijzonder vriendelijk ten opzichte van Adelar. Nooit ging hij 's avonds uit, hetgeen thans tijdens de onwelkome bezoeken van Charlotte, drie viermaal in de week gebruikelijk geworden, en uit gewoonte aldus gebleven was, of zij vergezelde hem tot aan de voordeur, nadat zij zijn winterjas van den kapstok genomen, en hem dien had helpen aantrekken.
Als hij niet wegging werd zij droefgeestig, zelfs misnoegd; maar wanneer hij uit was, scheen zij vroolijk, opgewekt en bijzonder blijde hem terug te zien. Nooit zou zij toegestemd hebben te gaan slapen, aleer hij thuis was. Zoodra zij zijn sleutel in het slot hoorde steken, sprong zij op, liep hem te gemoet en ontlastte hem van zijn jas, dien zij zelve weghing.
Hij was tevreden en schier bevreemd over deze liefderijke handelwijze.
Van Pierre werd, als had hij nooit bestaan, niet meer gesproken. Adelar ontwaarde hem dagelijks in het café, zei hij aan Suzanne, doch beiden groetten elkander niet.