er aan dacht; want hij had ook eene rol: hij moest eenen brief op het tooneel brengen met de woorden Ziedaar, Mijnheer. En dit had hij nu zoo bijzonder wel gedaan, dat zijne moeder, met haren langen neus, er niet van zwijgen kon, tegenover de vrouw van den graankoopman, die naast haar zat. ‘Dat zou ze Pol nooit toegegeven hebben, nooit!’ zei ze met de tranen in de oogen.
Kortom de concert-vertooning had ieders verwachting overtroffen: er moesten nog zulke avonden komen, hoorde men te allen kant, en toen na het laatste stuk elk reeds opstond, werd de gordijn nog eens opgetrokken, en Mijnheer Victor, die heel den avond rondgeloopen had om alles te bestieren en te schikken, deed eene korte aanspraak om de aanwezigen te danken voor hunne deelneming, en kondigde aan, dat de leden der maatschappij, op algemeen verzoek, zoo even besloten hadden nog vóór het einde van den winter eene tweede vertooning te geven, en dat men hoopte alsdan ook een tooneelstuk in twee bedrijven, namelijk Meiavond en Meimorgen op te voeren.
Daverend, driemaal herhaald handgeklap begroette deze woorden, en uiterst voldaan ging de