De trouwdag kwam. Zij stond gehuld in schitterende, kostbare stoffen, wier schreeuwende kleuren getuigden, dat zij de harmonie der schakeeringen niet had bestudeerd, en waarvan de snede, in hare mislukte poging om de nieuwe modes na te aapen, duidelijk de onbehendige hand eener buitenkleermaakster verried.
Dienstboden en werklieden stonden in bewondering. De vader aanzag haar met halven twijfel:
‘Zij is schoon; maar... de barones is toch nog heel iets anders... mijne dochter heeft het niet gevonden...’ en hij schudde het hoofd, ‘maar zij is ook schoon,’ sprak hij openhartig.
***
In den laten herfst vliegt soms eene verdwaalde zwaluw in de kerk onder het hoog gewelf der beuken, immer van het eene uiteinde naar het andere.
De geloovigen in hun gebed verstrooid, zien medelijdend op naar haar en volgen hare rustelooze vlucht.
Arme vogel, die hier ellendig omkomen moet! Het kleine venstertje in het groote raam staat open, het is nog wel twintigmaal te wijd voor u, zie,