en een opgewekt onderhoud had met eenen grijzen heer nevens haar gezeten, over de vraag van den arbeid der kinderen in de fabrieken, en het stelsel van den half-tijd, dat hij in Engeland had in voege gezien. Aldus zocht elk der tafelgenooten zijn geliefkoosd onderwerp. Croquet had voor gezellin eene reeds bedaagde, deftige dame met schitterenden tooi, die eene statige stilzwijgendheid bewaarde. Hij had eenen heelen voorraad schoone woordspelingen medegebracht, maar tot hiertoe weinig gelegenheid gevonden ze te pas te brengen; enkelen der besten waren zelfs onbemerkt in het gedruis voorbijgegaan. Hij had weinig gedronken, matig als hij was, en wijdde al zijne aandacht aan Godfried en Justine, welke laatste thans, allen dwang opgevend en achteloos alle wellevendheid aan den kant zettend, met de ellebogen op tafel gesteund, den rug naar hem toewendde, heel naar den jongen man gekeerd, die haar met onverborgen bewondering aanstaarde en een stil maar levendig gesprek met haar had, een gesprek in de hoogduitsche taal gevoerd, waarvan Croquet de beduidenis niet vatten kon en waarover zijne verbeelding werkzaam was.
Hij verliet na 't afloopen van het maal de tafel, vol spijt en misnoegdheid: dit gevoel nam hij echter voor deugdzame verontwaardiging, en hij vormde het plan nog dienzelfden avond met nagebootste hand eenen naamloozen brief aan Alexis, vol onrustbarende aantijgingen over het gedrag van diens vrouw, te schrijven, en zijn stap was wel nog eens zoo licht, en met welgevallen trok hij den kraag van zijnen paletot recht en grimlachte boosaardig in zich zelven, terwijl hij zich met rasse schreden naar het Noorderstation spoedde.