Drie novellen
(1879)–Virginie Loveling– AuteursrechtvrijVreemde invloed. Mijne goede faam. Kromme Cies
[pagina 42]
| |
‘Lamium purpureum,’ sprak de meesteres met statige zelftevredenheid op elke lettergreep drukkend; ‘hij behoort tot het geslacht der Labieés,’ en zij begon de kenteekenen dezer familie uiteen te doen. Door innige wilskracht was Justine er in gelukt hare vermoeienis voor het oogenblik te overwinnen, en volgde al die uitleggingen met eene haar ongewone helderheid van geest, die uit zenuwachtige overspanning voortvloeide. Zij zag er zoo wakker uit en het kwam haar voor, als had zij de les van het begin tot het einde kunnen herhalen. Welaan, Eugénie, laat dat nu zoo, het is genoeg voor heden, ik verzeker het u, het zal haar verwarren, indien gij er meer bijvoegt........ Maar er stond nog te veel op het programma voor dien dag: ‘Cis-sus quinquefolia,’ sprak de geleerde vrouw met eenen tak van den wilden wingerd in de linkerhand, en ‘Polygonum hydropiper’ terwijl zij met behagen een takje retse in de rechterhand omhoog hield. Och, Eugénie, wie kan dat al onthouden? - en het eene plantje na het andere ontledend, sprong zij van de Crucifères op de Papillionacées, van de Ombellifères op de Rosacées met allerlei voorbeelden van latijnsche plantennamen; zoodat hare rampzalige leerlinge eindelijk uit heel dien chaos niets meer begreep en hare ooren ruischten; ook begroette zij thans de komst van Croquet, die de les opschorste, als de verschijning van eenen engel, en begaf zij zich naar boven om, van hoofdpijn overvallen, op haar bed uit te rusten. Des nachts zag zij in haren slaap de engelsche th onder eene monsterachtige gedaante dreigend op haar afkomen; zij wilde vluchten; maar verwarde met de voeten in dooreengestrengeld onkruid met vreemde namen in a, in us en um. |
|