België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4
(1984)–Paul Louyet– Auteursrechtelijk beschermdHet verzet
[pagina 37]
| |
3 De organisatieOp de vraag wat een inlichtingsdienst interesseert kunnen we kort en bondig antwoorden: alles. Wanneer de verbinding tussen Londen en bezet België van 1941 af, blijvend tot stand wordt gebracht, zal de geallieerde leiding om informatie verzoeken over de meest verschillende en uitlopende sectoren: het Duitse verdedigingssysteem aan de Belgische en de Noord-Franse kust; de getalsterkte van de in België gelegerde Duitse bezettingstroepen; al wat de luchthavens betreft en het afweergeschut; de Duitse opslagplaatsen; hun radio-, telegraaf- en telefoonverbindingen; het verkeer over wegen, kanalen, spoor; de Duitse bestellingen bij de Belgische industrie... We zouden zo kunnen voortgaan en het zou een lange vervelende lijst worden; de geallieerde legerleiding interesseert uiteindelijk alles wat in een zo strategisch belangrijk land als België omgaat. Daar komt nog bij dat ons land van een uitstekend menselijk én industrieel potentieel voorzien is. Om een nader inzicht te verkrijgen in wat de Belgische inlichtingsdiensten tijdens de Tweede Wereldoorlog tot stand hebben gebracht volstaan wellicht enkele voorbeelden. Het eerste wordt aangehaald door Winston Churchill zelf in zijn Memoires, waar hij het volgende schrijft: ‘Wij werden, op het stuk van de vijandelijke radarinstallaties, ingelicht door agenten en bevriende neutralen uit de bezette landen; zo kwamen wij in 1942 meer en meer te weten over de Duitse verdediging. Wanneer ik over agenten en bevriende neutralen spreek, wil ik eerlijkheidshalve speciaal de Belgen vernoemen; in 1942 bezorgden ze ons ongeveer 80 % van alle agenteninlichtingen hieromtrent. Zij leverden ons o.m. een uiterst belangrijke kaart, die gestolen werd van de Duitse officier die het bevel voerde over de zoeklichten en de radarinstallaties van de Duitse nachtjagers, meer bepaald die van de noordelijkste van de twee in België gelegen sectoren. Deze kaart, samen met andere inlichtingen, stelde onze deskundigen er toe in staat het systeem van de Duitse luchtverdediging te doorgronden. Einde 1942 wisten wij niet alleen hoe het vijandelijk systeem werkte, maar ook hoe wij het aan moesten pakken.’ Wanneer wij deze passus nader bekijken, vinden wij er een uitstekend voorbeeld in van de wijze waarop de inlichtingsdiensten in het bezette gebied voor de geallieerden werken, hoe amateurs en toeval hand in hand gaan met een professionele organisatie. Denk maar aan de bovenvermelde kaart b.v. We weten nu hoe die in het bezit is gekomen van het Belgische verzet, met name van de dienst Luc. Ze stak in de aktentas van een hoog Duits marineofficier die ze bij zijn kapper in Antwerpen had laten rondslingeren terwijl hij zijn haar liet knippen. Een jongetje van veertien, vijftien jaar heeft de tas gestolen. Waarschijnlijk begreep de knaap niet eens om wat voor een belangrijk document het hier ging, maar hij speelde die kaart door aan een Belgisch militair, een van de leidende figuren van het Geheime Leger en de dienst Luc in Antwerpen en omgeving. Nu is het duidelijk dat de geallieerde legerleiding, wanneer ze een dergelijk stuk in handen krijgt, niet noodzakelijk aan een wonder gelooft en dat ze andere inlichtingen nodig heeft, die hetzij bevestigen, hetzij tegenspreken. Dat zijn de ‘andere inlichtingen’, waarover Churchill spreekt. In het bewuste geval werd de bijkomende informatie verstrekt door alle belangrijke Belgische inlichtingsdiensten, door Clarence b.v. Tijdens de bezetting was de Belgische kust een ‘Sperrgebiet’, een verboden zone waar men alleen maar in- en uit kon mits men een speciale pas bezat, een ‘Passierschein’ die alleen door de Duitsers zelf en dan nog uiterst zeldzaam uit werd gereikt. Uitzonderingen op de regel waren natuurlijk de | |
[pagina 38]
| |
mensen, die de Duitsers zelf nodig hadden voor hun eigen behoeften, als o.a. de bedienden van de gas- en elektriciteitsmaatschappijen. Clarence had mannetjes zitten in de Brugse gasmaatschappij en had hen een speciale opleiding gegeven met het oog op de observatie van de Duitse verdedigingswerken. Zij hebben alle defensieve voorzieningen van de kust als het ware doorgelicht en bij de kaart van de argeloze marineofficier alle detailkanttekeningen gemaakt die ze in Londen nodig hadden. We zouden zo kunnen doorgaan en het feit ophalen van het verzet in Henegouwen dat, in januari 1941, Londen ervan op de hoogte bracht dat men in de provincie bestellingen voor tienduizenden Duitse koloniale uniformen had gekregen. Omdat er op dat ogenblik geen Duitse troepen in overzeese gebieden waren, riep de informatie op zijn minst een paar vragen op. Volgens de Intelligence Service zelf, is het een van de eerste berichten geweest die wezen op de belangstelling van de Duitsers voor het oorlogstoneel in Noord-Afrika en de vorming van het Afrikakorps. Waar kwam het bericht vandaan? Waarschijnlijk uit verschillende bronnen tegelijk, hier een arbeider, daar een boekhouder, een directeur. Op het gebied van het verkeer per spoor heeft het net Mill waarachtige wonderen verricht en de krachttoer uitgehaald even snel als de directie van de Belgische spoorwegen de bevelen te krijgen van de Verkehrsdirektion der Duitse Reichsbahn op het stuk van het Duitse militaire vervoer. Hoe dat kon? Mill had onder zijn leden een aantal technici van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Enkelen ervan wisten dat de kabel, die de diensten van de Nationale Maatschappij verbond met die van de Duitse Reichsbahn door de kelders heen liep van een oud, buiten gebruik gesteld spoorwegstation aan de Leuvensesteenweg in Brussel. Het is een koud kunstje geweest om in het station in te breken, in de kelders een telescriptor aan te sluiten op de verbindingskabel en dan telkens weer te komen kijken wat hij had geregistreerd. Tot het einde van de oorlog kende men in Londen van naaldje tot draadje alles wat de Duitsers in België per spoor vervoerden: omvang van het transport, tijdstip, bestemming, herkomst, te volgen weg. Wat de Reichsbahn niet meedeelde aan de directie van de Nationale Maatschappij, zoals b.v. de inhoud van het vervoer, het aantal divisies, welke goederen, wat voor materiaal, werd dan prompt ingevuld door het net van observators dat Mill had op alle strategische punten van het spoorwegnet. We kunnen hieruit besluiten dat elke inlichtingsdienst van betekenis noodzakelijkerwijs moest bestaan uit een uitgebreid net van agenten en moest beschikken, wilde hij efficiënt zijn, over middelen en een snelle, betrouwbare verbinding met Londen, m.a.w. over een organisatie. Hoe zit deze organisatie in mekaar? Ze wordt hoofdzakelijk door twee factoren bepaald. De eerste is die van de finaliteit zelf van de dienst, het verzamelen en overbrengen van informatie op de meest efficiënte wijze, d.w.z., zo snel en zo betrouwbaar mogelijk. De tweede is inherent aan de oorlogsomstandigheden en betreft de veiligheid en dus het voortbestaan van de organisatie. Is de eerste factor de reden van bestaan van het net, de tweede is er het sine qua non van. En het is een enorme taak geweest de duizenden agenten en helpers zodanig te organizeren dat de ene factor de andere niet verdrong, dat ze de veiligheid niet uit het oog verloren terwille van de informatie en omgekeerd. Het is trouwens een taak, die niet van een leien dakje gelopen is, die uiterst moeilijke momenten meegemaakt heeft. Van de achttienduizend erkende leden van de inlichtingsdiensten zijn er tweeduizend terechtgesteld of in de concentratiekampen omgekomen. Maar laten we terugkomen op de gestelde vraag: hoe wordt een inlichtingsdienst georganiseerd? De grote netten, die zich meestal over het hele land uitstrekken, vormen als het ware grote piramiden, waarvan de basis de duizend-en-één waarnemers zijn die meestal observeren wat er in hun onmiddellijke omgeving, in hun bedrijf omgaat. Ze worden ingedeeld in sectoren, soms op geografisch gebied, de kuststreek b.v., soms functioneel, de luchthavens, de havens, de spoorwegen, enz. De sectoren worden dan overkoepeld door het opperbevel, gewoonlijk een comité waarvan de verschillende leden telkens met gespecialiseerde bevoegdheden werden be- | |
[pagina 39]
| |
1
2
3
4
5
6
(1-3) Kijk naar de pijl. Hij wijst op de Duitse radarinstallatie in Wenduine (foto's 1 en 2) en in Knokke (3). (4-5) Radarinstallaties in schema (6) Rapport over de Luftwaffe op het vliegveld van Gosselies | |
[pagina 40]
| |
1
2
3
4
5
6
De Belgische inlichtingsdiensten berichten over Zeebrugge (foto's 1-2-3), Blankenberge (4) en Oostende (5-6) | |
[pagina 41]
| |
last: de controle van de verzamelde inlichtingen, de betrekkingen met Londen, de verzorging van de agenten, de materiële uitrusting, de administratie, noem maar op. Op dit losse patroon zijn vele variaties mogelijk en alle netten hebben uiteindelijk hun eigen organisatie geleidelijk opgebouwd, aangepast aan hun speciale noden en het voorhanden zijnde talent. Op het stuk van de veiligheid volgden ze alle nagenoeg hetzelfde principe van de waterdichte beschotten en bouwden ze als het ware dammen in tussen de verschillende afdelingen en geledingen van het net. Dat wil zeggen dat de agenten deel uitmaakten van een zeer kleine cel, een paar mensen maar, die geen contact hadden met de andere cellen tenzij door middel van één man. Werd de cel ontdekt was het de Duitsers niet mogelijk de rest van het net te raken, tenzij zij ook de hand legden op de man die met een andere cel in verbinding stond. Omdat die evenwel volgens hetzelfde principe georganiseerd was, kwamen de speurders van de Duitse contraspionage niet veel verder en vergde het enorm veel tijd, intelligentie en geluk wilden ze de netten terdege raken en ontmantelen. Ook al werden er soms zware bressen in geslagen, zij zijn er nooit in geslaagd de grote netten volledig uit te schakelen. Van haast even groot belang op het gebied van de veiligheid was een tweede principe. De inlichtingsdiensten deelden zichzelf niet alleen op in delen die hermetisch van mekaar gescheiden bleven; zij wilden ook een bestaan leiden dat volledig apart bleef van de andere verzetsorganisaties. Een inlichtingsdienst houdt zich niet bezig met sabotage of gewapend verzet, met sluikpers of ontsnappingslijnen. Dat was ten minste het principe; dat was ook wat Londen wilde. Al te vaak is men evenwel op het terrein hiervan afgeweken en vermengden koeriersdiensten, die de berichten over land door Frankrijk, Spanje en Portugal heen naar Engeland moesten loodsen, zich met ontsnappingslijnen, of schreven de inlichtingsagenten ijverig in de sluikpers; al te vaak heeft dat de Duitsers bij hun werk geholpen en zijn er nutteloos slachtoffers gevallen, waaronder Walthère Dewé. Bij deze algemeengeldige veiligheidsmaatregelen kwamen er dan andere, door de organisatie speciaal voor zichzelf getroffen voorzorgen. Zo was het b.v. bij Clarence, uiteindelijk de best georganiseerde dienst van allemaal, de regel dat het de radio-operateurs, die uit Londen toekwamen met de codes die de Intelligence Service hen had meegegeven, niet toegestaan was met deze codes te werken. Zij kregen in België de codes van Clarence die hen, onmiddellijk na de uitzending, werden afgenomen. Mochten zij worden gearresteerd, dan zou het hen onmogelijk zijn om, hoe sterk ook de Duitse dwang zou wezen, zowel de code te verraden als die door de Duitsers te laten gebruiken. Bij Clarence werden ook speciale regels gevolgd bij het rekruteren van de leden van de dienst. De kandidaten moesten bekend zijn bij meerdere leden van het net vooraleer zij met het net zelf in contact kwamen. Ze werden er bovendien niet in opgenomen zonder een uiterst strenge keuring. Ook werden ze erop attent gemaakt dat ze hun leven in de weegschaal legden. Ze moesten hun keuze met een militaire eed bevestigen evenals hun gelofte, ook bij ontdekking het stilzwijgen te bewaren. Omdat de netten mettertijd ondervonden dat de Duitse geheime diensten, en vooral de Gestapo, bij de ondervraging van gevangengenomen agenten alle perken te buiten gingen, gaven zij meestal, ook Clarence, hun leden de opdracht dit volledige stilzwijgen ten minste vierentwintig uur te bewaren, teneinde de organisatie ertoe in staat te stellen om de cellen, die met de arrestant in verbinding stonden, in veiligheid te brengen en van de rest van het net af te snijden. Hoe beter men deze richtlijnen volgde, hoe meer men het hield bij de waterdichte beschotten in de diensten zelf als tussen de inlichtingsdiensten en de andere takken van het verzet, hoe meer kans men maakte om de taak tot het einde voort te kunnen zetten. Dat Clarence en ook Mill de meest professioneel ingerichte netten waren blijkt reeds uit het feit dat van hun respectievelijk 1 000 en 700 leden ze maar 35 en 19 mensen verloren hebben. Over de essentiële taak van een inlichtingendienst, meer bepaald het verzamelen van informatie werd al eerder gezegd dat dit hoofdzakelijk het werk was van veel, zowel geografisch als functioneel verspreide agenten aan de basis van de piramide.Ga naar voetnoot*4 Die deelden aan hun onmiddellij- | |
[pagina 42]
| |
ke oversten mee wat zij hadden kunnen vinden; die speelden dat dan door aan hun oversten op het vlak van hun sector tot de mededelingen de centrale, meestal in Brussel gelegen, bereikten. Daar werd deze informatie per streek en per specialisatie gerangschikt en wel zo dat mededelingen over hetzelfde onderwerp maar uit verschillende bron onder één rubriek kwamen. Dit vergemakkelijkte de controle of, zoals men het ook noemde, het ‘tegenrapport’. Deze ‘tegenrapporten’ werden dan overgelegd aan de deskundigen van de organisatie, die er de waarschijnlijkheidsgraad van schatten, om bijkomende inlichtingen konden vragen, kortom, de ingewonnen informatie een kwaliteitsstempel konden geven door het inzicht dat zij hadden in de context waaruit de inlichtingen kwamen. Zodra men met deze expertise klaar was werd een selectie gemaakt tussen de vaak erg lijvige pakken inlichtingen, soms 700 bladzijden voor één week, op basis van de doorseiningsmethode.
Mededelingen die dringend waren en per radio konden worden overgeseind gingen naar de diensten, belast met de radioverbindingen met Londen; de andere berichten, die noodzakelijkerwijs fysisch doorgespeeld moesten worden als documenten, blauwdrukken, diagrammen, foto's, noem maar op en dus over land moesten, werden eerst gereduceerd tot hun kleinste omvang, d.w.z. op microfilm overgebracht en dan toevertrouwd aan wat men ‘koeriers’ zou noemen. |
|