Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 281. Op één been. Op één been staat daar de ooievaar Op 't randje van zijn nest, Hij kijkt maar doodbedaard in 't rond En klappert al zijn best. Hij vreest niet, dat hij vallen zal: Van duiz'len weet hij niemendal. Op één been staat hij bij de sloot, Of midden in het riet, En wat er wankel', wat er val', Hij valt of wankelt niet. Straks zal hij nog, daar kunt ge op aan, Op één been aan het visschen gaan. Op één been valt hij zelfs in slaap. En droomt hij op een' keer Soms van een' dolle danspartij, Hij tuimelt toch niet neer. Hij staat daar vast, en slaapt alleen Den heelen nacht maar op één been. [pagina 273] [p. 273] Op één been staan, dat kan ik ook; Maar toch niet lang, o neen! En als ik slaap, of droom, of visch Doe 'k dat niet op één been. Ik doe dat alles anders, maar Ik ben dan ook geen ooievaar. Vorige Volgende