Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 274. Hout sprokkelen. Een' goudmijn heeft mijn Vader niet En Moeder even min, En wat een rijk mensch zoo al heeft, Dat komt ons huis niet in. Maar hongerlijden deed ik nooit, En nog geen daagje kwam, Zelfs midden in den winter niet, Of 'k had mijn' boterham. En eens slechts ging de kachel uit Toen 't buiten stevig vroor; Moe' had geen geld meer, en ik dacht; ‘Dat kan er niet mee door!’ Ik sloeg terstond een manteltje om En liep toen naar het woud; Ik kwam weldra terug, maar met Een voorschoot vol dor hout. Moe' legde vlug de kachel aan, En na een tel of wat, Werd ieder warm van 't dorre hout, Dat ik gesprokkeld had. Vorige Volgende