Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 254. Naar de ommerschans. ‘Een aschman worden wil ik niet En ook geen sjouwerman, Ik weet niet hoe een jongen ooit Zoo iets nog worden kan. Ik wil geen baggerman ook zijn En pluimgraaf evenmin, Die baantjes zijn mij veel te vuil En heel niet naar mijn zin. Ik wil geen werkmanspak aan 't lijf; Ik wil geen' ruwe hand; Als ik wat worden moet, dan is 't Iets in den heeren-stand.’ Zoo sprak eens Hans, een burgerknaap, En zette toen een' borst, Alsof hij wel een zoontje was Van een baron of vorst. En Hans groeide op, en Hans werd groot; Hij hield een' schoone hand, Maar die was lui, en in het hoofd Zat voor geen grein verstand. [pagina 250] [p. 250] Geen werkmans-pak had hij aan 't lijf, Maar wel een schooiers-pij, En menig baggerman ging hem Met fieren blik voorbij. Zoo kwam een jaar, zoo ging een jaar En toen kwam onze Hans, Als bed'laar niet in 't armhuis eens, Hij ging naar de Ommerschans. Vorige Volgende