Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 251. Verlaten gestorven. Eens vlogen op een' morgen Twee vogels 't nestjen uit, Ze gingen zich vermeien In 't frisch bedauwde kruid. Het viertal jongen sliep nog, En 't zorgvol vog'lenpaar Genoot van 't poosje vrijheid Eens vroolijk met elkaêr. Doch onder 't lustig tripp'len Zag geen, dat in het gras, Te midden van de struiken, Een knaap verborgen was. Die had daar in zijn' handen Een jongens jachtgeweer, En hiermeê schoot de wreedaard De beide vogels neer. De bengel zeide lachend: ‘Dat was een prachtig schot!’ Maar dacht niet aan de jongen En aan hun treurig lot. [pagina 247] [p. 247] Die beestjes rekten hong'rig De kale halsjes uit; Maar geen der Oudjes keerde Op 't piepen, droef en luid. In 't westen zonk de zonne In 't bed van 't avondrood..... En in het nestje lagen Vier jonge vogels dood. Ze stierven heel verlaten Een dood zoo wreed en fel..... Wist dat de knappe jager, De booze jongen wel? Vorige Volgende