Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 249. Zomernacht. Alles sluimert: alles rust, Door de maan in slaap gekust, En het koeltje ruischt alleen Zuchtend door 't gebladert heen. Vrede heerscht in heel natuur In het zomer-nachtlijk uur, En die stilte maakt alom Alles tot een Heiligdom, Tot een' Kerk, waar niemand spreekt, Waar zelfs 't zachtst geluid ontbreekt. Maar hoe stom Natuur ook zij, In dit uur gevoelen wij, Meer nog dan bij zonneschijn, Och, hoe zwak en klein wij zijn! En dat zwijgen heeft een' stem, Die ons lieflijk spreekt van Hem, Die van Zijnen hemel-hoog Neêrziet met een Alziend oog [pagina 245] [p. 245] In 't Heelal, waarvan gewis De aarde maar een stipjen is. En die stemme spreekt zoo zoet, Dat ons hart wel zeggen moet: ‘Heer, hoe zwak en klein zijn wij! God, hoe goed en groot zijt Gij!’ Vorige Volgende