Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] 245. Op klompen. ‘Op klompen, bah, dat is geen' dracht! 'K heb veel te mooie kleeren! Ze zijn alleen voor boeren goed; Maar niet voor jongeheeren. Ik heb gepoetste laarzen aan Om uit te gaan; Maar, ziet ge, klompen laat ik staan.’ Zoo sprak eens op een' najaarsdag Een rijke heeren-jongen, En met gepoetste laarsjes aan Kwam hij daar aangesprongen. Hij woonde buiten, en tevreên Liep hij alleen Door plassen en door modder heen. De boeren-jongens hadden schik In 't neuswijs rijkmans-zoontje; Ze dachten: ‘Bij die Deftigheid Komt boontjen om zijn loontje.’ En wat men nu den and'ren dag Al hoorde of zag? Wel, dat hij ziek te bedde lag. Gelukkig was hij gauw hersteld En kwam hij spoedig deelen In echte boeren-jongens pret, En boeren-jongens spelen. En vrij kon hij zijn' gang nu gaan, Want zie, voortaan Kwam onze maat op klompen aan. Vorige Volgende