Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 219]
| |
Het musschen-vrouwtje legde toen
Heel vlug een eitje of wat,
En daarna zag ik, dat zij stil
Een' poos op de eitjes zat.
Maar na een dag of wat hoorde ik
In 't nestje een luid gepiep,
'T was 't jonge goedje, dat er zat
En luid om eten riep.
De musschen-man en musschen-vrouw
Zijn dad'lijk uitgegaan,
En brachten voor hun hong'rig kroost
Het lekkerst voedsel aan.
Drie dagen later keken ze al
Flink over 't nestje heen;
Ze hadden nooit het maagje vol,
En nooit genoeg naar 't scheen.
Onze oudjes hadden 't vrees'lijk druk.
Maar op een' zek'ren keer,
Bracht geen' der oudjes aan het kroost
Zulk lekker voedsel meer.
De musschen-moeder gaf hun les
In 't vliegen, en weldra
Vloog heel de kleine bende nu
Het musschen-vrouwtje na.
En waar wat goeds te bikken viel,
Streek onze bende neêr;
De musschen-moeder pikte, en 't kroost
Volgde ook dat voorbeeld weer.
| |
[pagina 220]
| |
En zoo was binnen korten tijd
Het musschenkroost volleerd;
Ze vlogen van hunne Ouders weg
En zijn nooit weergekeerd.
En de Ouden waren niets bedroefd
En hebben niet getreurd.
Ze vlogen rond en piepten luid,
Als ware er niets gebeurd.
Als wij eens deden, als het kroost
Van 't musschenpaar! Ja, ziet,
'T zou leelijk staan; maar menschen doen
Ook als de vogels niet.
|
|