Alles zingt

liedjes en rijmpjes voor het kleine volkje

210. Een paradijs.

De Lente kwam; de Meimaand kwam!

'T is leven wat men ziet!

De blijdschap spreekt uit bloem en blad

En klinkt ook uit ons lied.

Hoor, boven in de blauwe lucht,

Daar klinkt des leeuw'riks toon!

En 't windje, dat langs 't duinvlak strijkt,

Dat zingt: ‘Hoe schoon! Hoe schoon!’

Ja, alles, alles heeft een' stem,

Die iedereen vertelt:

‘Gods goedheid ligt in 't groenend bosch

En over 't geurig veld.’

Zing op, zing op dan, 't schoonste lied,

Den goeden God ter eer!

Komt, staam'len we allen, vol gevoel:

‘Wat zijt Gij groot, o Heer!

‘Het bloempje geurt; de vogel zingt

'T oud liedje op nieuwe wijs:

Het veld is nu één bloementuin,

Heel de aarde een Paradijs!’

[p. t.o. 208]