Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 203]
| |
I. Voor het inslapen.‘Moeder, moeder, hoor den wind eens!
Zeg, is vader nog op zee?’ -
‘Kind, uw vader keert straks weder,
Dan omhelst hij u weer teeder!
Liev'ling, leg u rustig neder!
Sluit uwe oogjes! Slaap in vreê....’
‘Moeder, moeder, hoor den storm eens!
Zeg, is vader nog niet aan?’ -
‘Kind, uw vader zal wel komen!
Leer uw ongeduld betoomen!
Slaap gerust en ga maar droomen:
Ik zal straks eens kijken gaan....’
‘Moeder, moeder, hoor d' orkaan eens!
Ligt zijn' schuit nog niet op 't strand?’ -
‘Kind, gij moet mij met uw' vragen
Niet zoo onophoud'lijk plagen!
'K zal mij nu naar buiten wagen;
Moog'lijk is hij aangeland.’
| |
II. Bij het ontwaken.‘Moeder, moeder, 't weer is helder!
Mag ik nu naar vader gaan?’ -
‘Kind, waar zoudt ge uw' vader vinden?
Hij keert niet tot vrouw en vrinden,
Noch tot kind'ren, die hem minden:
Vader slaapt in d' oceaan....’
| |
[pagina 204]
| |
‘Moeder, moeder, daar ben 'k blij om,
Dat valt vader zeker mee!’ -
‘Kindlief, vader keert nooit weder;
Nooit meer kust hij u zoo teeder!
Hij zonk in de diepte neder;
Vader vond zijn graf in zee....’
‘Moeder, moeder, hoor eens even!
Waarom gaat gij in den rouw?’ -
‘Kind, ik kan niet vroolijk wezen,
Zooals ik dat was voor dezen!
Gij en zusje zijt nu weezen,
En, ik ben een' weduwvrouw!’
| |
III. In moeders armen.‘Moeder, moeder, hoor eens even!
Kom eens aan mijn bedje staan!’ -
‘Kind, wat wilt ge mij dan vragen?
Zult ge 't leed mij helpen dragen?
Och, een kind, zoo jong van dagen,
Is nog met geen leed begaan....’
‘Moeder, moeder, 'k wil wat zeggen,
Dat u vast weêr lachen doet!’ -
‘Nu, hier sta ik aan uw' sponde.
Heel thans, zoo gij kunt, mijn' wonde!
Lach niet, kind, uw lach is zonde!
Slechts uw' tranen doen mij goed....’
| |
[pagina 205]
| |
Jantje kon niet treurig wezen!
Dat deed moeder vrees'lijk pijn! -
Maar met lachjes in zijne oogen,
Zeî hij, om haar' hals gevlogen:
‘Moeder moet haar' tranen drogen,
Jantje zal dan vader zijn!’ -
|
|