Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 199. Lui Jantje. De school ging uit en weltevreên Liep ieder kind nu huiswaarts heen. Maar luie Jan zat in een' hoek Met lei, en grift, en rekenboek. Hij huilde wel van haat en nijd, Maar niet van droefheid of van spijt. En werken? Neen, daar kwam niets van. Nu, daarvoor was hij luie Jan. Hij brak zijn grift; hij smeet zijn' lei, En buiten klonk het: ‘Hopsa, hei!’ En buiten klonk het lied der vreugd Van onze blijde en dart'le jeugd. [pagina 194] [p. 194] Maar luie Jan werd boos en dacht: ‘Ik maak geen' som al wordt het nacht!’ De schoolklok sloeg; ons volkjen kwam, En als elkeen zijn' plaats weer nam, Bleef booze Jan nog in zijn' hoek, Met lei, en grift, en rekenboek. De tijd vloog om; men werkte vlug, Maar Jan bleef lui en even stug. En toen men weer naar huis mocht gaan, Ving onze maat met werk pas aan. De klok sloeg vijf; de som was af; Hij mocht naar huis! Maar och, wat straf! Dat was nu eerst een droevig lot: Hij vond den hond al in den pot. Maar na dien tijd toont luie Jan, Dat hij toch ook wel werken kan! En gaat het werken eens niet graag, Dan zegt terstond de grage maag: ‘'K blijf leêg, als gij uw' tijd verslijt!’ Dat helpt, en Jan werkt dan met vlijt. Vorige Volgende