Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 190]
| |
Daar zingt de vogel
Een keurig lied;
'T is daar wel Zomer,
Maar Winter niet.
Daar straalt de weide
Van zuiver goud;
Daar drupt het zilver
Door 't groene woud;
Daar draagt de wingerd
Een paarlenschat,
Of diamanten
In goud gevat.
Daar dwar'len vlinders
Nu op, dan neer!
Daar is 't nooit droevig,
Of somber weer.
Daar ruischt de vreugde
Van elken kant,...
O, 't is zoo prachtig
In 't Droomenland!
Daar zweven kindjes
In dart'le vlucht
Op zijden vleugels
Door 't blauw der lucht,
En zingen samen
Zoo lief en zoet,
Dat ieder schepsel
Wel luist'ren moet.
Maar toch, die kindjes
Zijn niet tevreên
En willen altijd
Maar naar beneên,
Omlaag naar de aarde,
| |
[pagina 191]
| |
Waar menschen zijn,
Wil dolgraag wezen
Elk kindekijn.
Zij zien daar rozen
In 't ver verschiet,
Maar och, de doornen
En zien ze niet.
Dan roepen ze allen:
‘Naar de aard'! Naar de aard!
'T is daar beneden
Eén rozengaard!’
Doch aan den uitgang
Van 't Droomenland,
Daar heeft een Engel
Een' struik geplant.
Geen enkel bloempje
Vindt men eraan,
Maar ieder blaadje
Bevat een' traan.
En als een kindje
Dat land verlaat,
En langs dat struikje
Naar d' uitgang gaat,
Dan geeft hem de Engel
Van 't Droomenland
Een blad met tranen
In ied're hand.
De beide vleugels,
Zoo zacht en teer,
Neemt bij dat struikje
Onze Engel weêr.
Zoo gaat het kindje;
Zoo komt het aan,
| |
[pagina 192]
| |
En 't groet de menschen
Slechts met een traan.
In 't land der Droomen
Wilde ik wel zijn.
En 'k zou graag wezen
Zoo'n kindekijn.
Dan juichte ik mede
In lach en lied....
Maar 'k zoek het telkens
En vind het niet.
|
|