Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] 137. Zomerzon. Wel, zonlief, wat staat ge te branden, Wat geeft ge ons een' helderen schijn! Ik zit maar te hijgen en zweeten; Ik wenschte wel even te weten, Of dat nu niet anders kan zijn! Ga ook eens naar andere landen: Bijvoorbeeld naar Spitsbergen heen; Daar blijft het maar sneeuwen en vriezen, Daar zitten de menschen te kniezen, En zijn haast zoo koud als een steen. Het water druipt straks van mijn' handen, En is er ook geen, die 't gelooft, Ik kan het niet helpen, mevrinden, Ik blijf het toch brandend heet vinden: Mijn petje drijft straks van mijn hoofd. Maar, zonlief, dat stralen en branden, Die rijpen het ooft en het graan. Al gloeien mijn hoofd en mijn' leden, Ik ben nu ineens weer tevreden, En 'k zal in de schaduw gaan staan. Vorige Volgende