Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 99. Op mijne knietjes. Van 't spelen en van 't springen moê Verlang ik vaak naar bed. Ik speel wel graag; ik zing wel graag; Ik doe het dan ook alle daag, En ik heb altijd pret. Maar als het zoetjes avond wordt, Dan word ik moede en mat, En Moeder zegt nu: ‘kameraad, ‘Hoort gij wel dat de bedklok slaat? Ge moet gaan slapen, schat!’ [pagina 99] [p. 99] Zij kleedt mij dan ook aanstonds uit; Ik krijg mijn nachtgoed aan; Zij brengt mij fluks naar boven, ja! Maar eer ik dan ter ruste ga, Moet eerst nog wat gedaan. Ik kniel stil voor mijn bedje neer En 'k doe mijne avondbeê. En als ik ‘Amen’ heb gezegd, Dan word ik in mijn bed gelegd, En ik slaap ras in vreê. Dan droom ik van een' Engel soms, Die bij mij houdt de wacht, En als ik 's morgens weer ontwaak, Dan is het over met mijn vaak; - Ik maakte een' goeden nacht. Vlug sta ik op, maar eer ik mij Ga wasschen, kniel ik weer Voor 't ledekantje, en zeg heel zacht: ‘Voor Uwe hoede en trouwe wacht Dank ik U, Lieve Heer!’ Vorige Volgende