Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] 88. Ons torteltje. Wij hebben een' tortel; Hij zit in zijn' kooi, Zijn' pootjes zijn helder; Zijn' veertjes zijn mooi; Zijn staartje zit gladjes; Zijn kraagje zit net; Zijn stokjen is helder, En dat is zijn bed. Al oud is ons beestje; Hij is vast, laat zien, Zoo oud als mijn zusje, Die is nu al tien. Hij is hier in huis dus Een lid van 't gezin! En kwam hij te sterven, Daar stond wat van in! Hij kent ook ons allen, En komen wij aan Om even met ‘koere’ Aan 't praten te gaan, Dan springt hij van 't stokje, En roept dan voor drie, Alsof hij wil zeggen: 'K ben blij, dat 'k je zie!’ Dan buigt hij parmantig Een keertjen of wat, Dat wil zeker zeggen: ‘Wees welkom, mijn schat!’ En is dan dat buigen En roepen gedaan, Dan gaat hij aan 't lachen [pagina t.o. 88] [p. t.o. 88] [pagina 89] [p. 89] En kijkt ons eens aan. Wij steken dan dikwijls Een' vinger hem toe, Die gaat hij dan pikken Steeds roepend: ‘Roekoe!’ Maar dat doet geen' pijn, hoor, Vraag dat maar aan zus, Zij zal u dan zeggen: ‘Wel neen, dat 's een kus! Zoo zoent nu een tortel Op zijne manier! Zeg, vindt ge 't niet aardig Van 't vriend'lijke dier?’ Zoo leeft onze tortel Al jaren nu heen, Te midden van vrienden En nimmer alleen. En wie ons komt tellen, Doe ‘Koere’ daarbij: We zijn één' familie, De tortel en wij! Vorige Volgende