Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 63. Mijn eigen huisje. Ik heb mijn eigen huisje; Het is wel bitter kleen, Het is wel op den zolder; Maar 't is er dan toch een. Ik maakte 't zelf van latten, Van bordpapier en doek, En om het hoog te krijgen Maakte ik het in een' hoek. Dat was twee wanden minder, Die ik te maken had, Zoodat ik nu wat ruimer En ook veel frisscher zat. Een' deur kon ik niet maken; Daar hielp mij Vader aan; Het dak met doek wegspijk'ren, Dat heeft mijn Broer gedaan. [pagina 61] [p. 61] Maar niet de glazen pannen, Die moesten open zijn. Ik houd niet van het donker, 'K wil licht en zonneschijn. En toen mijn huis gebouwd was Keek ik op zolder rond, Of 'k daar geene oude meubels Of and're dingen vond. Een' tobbe zonder ooren Was mij als tafel goed; De wieg van pop is niets dan Een oude strooien hoed. Zoo kwam er nu het eene En dan het andere in, En ik heb nu een huisje Geheel naar mijnen zin. 'K ontvang ook wel visite En presenteer dan thee; Maar als gij komt, och, breng dan Uw eigen kopje mee. Want ik heb slechts twee kopjes; Een is voor poppedijn. En 't and're, wel, dat 's duid'lijk, Dat moet het mijne zijn. Dus komt ge eens bij me kijken? Maar hoor, als gij het doet, En 't is wat vuil daar buiten, Veeg dan uw voeten goed. Vorige Volgende