dingen er in voorkomend, alle geplaatst naar rangorde van tijdsgissing en vondst, laten zich gemakkelijk onderscheiden. Ik meende ook gerechtigd te zijn er mijn eigen kleine beschouwingen en verklaringen in over te nemen, gelijk ze onderweg geworden zijn, niemand uwer zal het mij aanrekenen mijn steentje te willen bijdragen, bedenkend het spreekwoord: waar 't hart van vol is, loopt de mond van over. Tenzij mijn maatschappelijke betrekking mij weder elders mocht roepen, hoop ik dan op de oude wijze het werk te vervolgen, dat het waarlijk vredeswerk moge blijken te zijn, en wat er nog in handschrift bestaat en wat ik mogelijkerwijze nog ontdekken zal, aan te bieden onder den titel: ‘Nieuwste Bijlagen’.
Vergun mij, zeer geachte hoorders en hoorderessen, met deze haastige kennisgeving te mogen besluiten, u de verzekering gevend, al mijn krachten te zullen inspannen voor de verwezenlijking mijner eervolle opdracht, om de algeheele uitgave van het levenswerk mijns onvergetelijken ooms tot een goed einde te brengen.
DE VERZAMELAAR.