Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Sint-Niklaas-versje bij een kalender Dat Sint, gemijterd, in scharlaken pak, Met paard en knecht hoog over daken rijdt, Gelooven alle kindren; zij zijn blijd' En zoet als hij maar diep tast in den zak. Maar dat nog 'n oudre dan de Bisschop schrijdt Over ons hoofd heên, rustloos, nimmer zwak, Geregeld tredend als 't gerikketak Van 'n pendule, is voor grooten 'n zekerheid. Die dat gestaâg bepeinst, kan 'm 's nachts zien gaan, Uit neevlen tredend tègen 't donker aan, Plechtig en hoog in 't witte licht der maan. Zoo een zit stil dan in vergetenheid, Verdroomt zijn uren, terwijl almaar schrijdt, Eenzelvig gaand', de nooit-neêrziende Tijd. 1897 Vorige Volgende