dan plaatste ik ze toch meestal nabij den tijd waarin zij ontstonden.
Het sonnet ‘Gebeurd verhaal...’ verscheen in 1903 in de Kroniek met opdracht aan den Heer en Mevrouw Herman Robbers, doch werd door mij geplaatst voorafgaand het sonnet ‘Aan den dichter Penning...’ uit ‘De Beweging’ van 1918, ter wille van den inhoud.
‘Gedachtenis, mijmerij...’ werd in het Tweemaandelijksch Tijdschrift gedrukt met opdracht aan den Heer en Mevrouw Frans Coenen.
‘In vogelvlucht’ was bestemd voor Emm. de Bom, doch ik herinner mij niet of het sonnet hem indertijd bereikte.
‘Een droom van stilte als de lamp brandt klein...’ werd gedrukt in het feestnummer van ‘De Nieuwe Gids’ October 1929, toen geschonken: Aan de Nederlandsche Dichteres Hélène Swarth bij haar zeventigsten verjaardag met erkenning en hulde.
Het sonnet ‘Najaarsmorgen’ van 1925, het laatste gedicht inden bundel, werd ook in 1929 bij een jubileum geschonken: Voor Willem Kloos den grooten dichter, den stichter van de Nieuwe Gids en onvermoeid moedigen strijder bij zijn zeventigste verjaring van zijn ouden vriend Jac. van Looy.
In ‘De pendule’, een der Bijlagen van de Avonturen, zijn motieven verwerkt voor een zeer oud gedicht ‘De