Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijMaria Louisa sterft. Haar Character.Deeze Vorstinne, wier beledigde Eer dus hersteld was, beleefde het verlangde tydperk niet, waar in zy haaren Kleinzoon den Ouderdom mogt zien bereiken, op welken zy het gedeelte der Regeeringe van Fricsland, in hooggeklomme Jaaren, op zich genomen, volgens de gemaakte en door haar staande gehoudene schikking, aan dien Prins kon afstaan. Eene verzwakking van Leevenskragten, 't gevolg van eenen hoogen ouderdom, sleepte haar den negenden van Grasmaand, uit dit leeven, acht - en - zeventig Jaaren bereikt hebbende. Haare verdiensten vorderen eene korte vermelding van haar Persoon en Character. Maria louisa was den achttienden van Sprokkelmaand van 't acht- en- tachtigst Jaar der voorledene Eeuwe gesprooten uit carel, Landgraaf van Hessen - Cassel en maria amelia Dogter van jacob, | |
[pagina 370]
| |
Hertog van Courland. Zy betoonde zich eene waardige afstammeling dier Vorstinne, uitsteekende in Deugden, en van eene gadelooze Godsvrugt, haar vroegtydig Godsdienstig gedrag beantwoordde ten vollen aan de zorgvuldige opvoeding haar geschonken. Haare schoonheid en bevalligheid van lichaam, gepaard met verstand, geest, en deugd, trokken 't oog en 't hart van jan willem friso, éénige Zoon van Frieslands Erfstadhouder hendrik casimir: hy bewoog haar af te zien van het eens opgevatte oogmerk om in den ongehuwden staat haare dagen te slyten; op raad haarer Ouderen tradt zy met hem in 't Huwelyk, welhaast gezegend met eene Vrouwlyke Spruite anna charlotta amelia. Haare Gemaal, die zyne vroege jeugd onder de wapenen van den Staat gesleeten, en reeds veel krygseere ingelegd hadt, werd haar ontrukt, by den overtocht na het Stryensche Sas aan den Moerdyk, toen hy nauwlyks den ouderdom van vier- en- twintig Jaaren bereikt hadt. Zy verdroeg dien slag met Christlyke gelaatenheid, en werd zes weeken naa denzelven, Moeder van Prins wilhem carel hendrik friso, aan wiens opvoeding zy niets spaarde. Wanneer zy deezen tot Stadhouder Capitein Generaal en Admiraal over Gelderland, Friesland en Groningen gehuldigd zag, begeerde zy niets meer dan haare overige leevensdagen, in stilte, en van wereldsche beslommeringen ontslaagen, door | |
[pagina 371]
| |
te brengen. Om den staatlyken omslag des Hofs te vlieden, stichtte zy een afzonderlyk Gebouw voor zichzelven, tot haaren dood, door haar bewoond; de Lusttuin Marienburg, even buiten Leeuwaarden aangelegd, verschafte haar eene meest geliefde uitspanning. Den tyd wydde zy grootendeels den Godsdienst, die in geene bloote bespiegeling bestondt, maar in verrigtingen, welke tot openbaare blyken strekten van de Godvrugtige aandoeningen haars Gemoeds, in daaden van Regtvaardigheid en Liefde; Weldaadigheid stak onder haare Deugden uit en maakte haar den Wellust des Volks. Hoe veel deels zy nam, in de Verheffing van haaren éénigen Zoon, in den bloey van zyn Huis, als mede in de smertlyke lotgevallen, welke 't zelve troffen, heeft ons Geschiedblad genoegzaam aangeweezen. Staaten van Friesland mogten, in hun Brief van Rouwbeklag aan den Erfstadhouder, van zyne Grootmoeder, zonder grootspraak, dit getuigenis geeven, ‘dat zy een allergezegendst middel in gods hand geweest was, om den welvaart des Landschaps, met den uitersten yver, daadlyk te bevorderen, op eene zo minzaame en vriendlyke wyze, dat zy de Liefde en Hoogagting van Regenten, en Ingezetenen, van allerleien Staat, voor lange Jaaren verkreegen, tot den einde toe volkomen behouden hadt.’ Hoogststaatlyk was de Uitvaard deezer Prinsesse, wanneer zy, den dertienden van Zomermaand, in de Groote Kerk van Fries- | |
[pagina 372]
| |
lands Hoofd- en Hofstad werd bygezet. De beide schraders, Vader en Zoon, die het hadt mogen gebeuren, de uitmuntende Deugden deezer Vorstinne van naby te beschouwen, vereerden haare naagedagtenisse; de eerste als oudste Predikant van Leeuwaarden, door eene Lykreden daags naa den Uitvaard in de Groote Kerk te houden, de ander, als Hoogleeraar in de Geschiedkunde, en Welsprekenheid, door een keurlyken Lykzang, in de Academie Kerk te Franeker, eenige dagen laater, uittespreeken. Eene kunstige Rouwgedenkpenning, strekte desgelyks om haare Gedagtenis der vergetelheid te ontrukkenGa naar voetnoot(*). |
|