Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij't Voorgevallene met den Aartsschelm J.C. Kamerling.Meer dan zulk een Vagebond was een Aartsschelm, die ten deezen Jaare veel gerugts maakte, en het loon zyner langgepleegde Bedriegeryen ontving. De zonderlingheid zyns gevals verdient dat wy 'er by stilstaan, en de hoofdbedryven deezes snooden Veinsaarts, die in behendigheid van overleg, in het uitdenken van redmiddelen en stoutheid, veelen zyner voorgangeren in schelmeryen overtrof, aanstippen. Zyn eigen naam was abraham maggaris, doch hy bekender onder dien van joannes cato kamerling. | |
[pagina 349]
| |
Naa eenen korten tyd zich in de Heelkunst geoefend, en als Meester na de West-Indien gevaaren te hebben, zette hy zich te Rotterdam neder. Eene aaneenschakeling van valschheden, zo ten opzigte van Wissels, als anderzins, gepleegd, bragt hem aldaar op 't Schavot, voor twaalf Jaaren in 't Tugthuis, gevolgd van eene vyf- entwintig jaarige Uitbanning. Deeze straf werd hem reeds in den Jaare mdccxli opgelegd. Uit het Tugthuis geslaakt ging hy weder ter vaard, en volgde in den laatsten Oorlog het Fransche Leger als Commissaris van de Leeftogt. De Hoofdrol van Bedrieger begon hy, in den Jaare mdcclxiii, te Hoogeveen in 't Landschap Drente op nieuw te speelen, onder den naam van joannes lambertus koster, op eigen gemaakte Getuigschriften zich uitgeevende voor geweezen Veldprediker en Doctor in 't Leger des Konings van Pruissen; by 't openvallen der Predikants plaatze aldaar, dong hy na dat Beroep, voorgeevende dat hy op de Hoogeschool te Herborn tot Candidaat in de Godgeleerdheid was bevorderd en als zodanig voor den Rotterdamschen Hoogleeraar patyn, eenige weeken den dienst hadt waargenomen, zulks bekragtigende door een Brief, aan den Kerkenraad door hem zelven geschreeven, en met den naam van diens Hoogleeraars getekend. Dan de ontdekking zyns gepleegden bedrogs vreezende hadt hy zich van daar weg gemaakt, onder voorwendzel van te Kampen als Con- | |
[pagina 350]
| |
rector het beroep gekreegen te hebben. Eene jonge Dogter, door hem in de gronden van den Godsdienst onderweezen, en teffens tot het geeven van het ja-woord bepraat, liet hy daar zitten, om elders zyne snoode stukken te hervatten. Hier mede toefde hy niet lang, in den voorleeden Jaare verscheen by te Brouwershaven, onder den naam joannes cato kamerling, uit de Keurkeulsche Stad Rynberk geboortig, van daar vertrokken, om dat de meeste Menschen van den Roomschen Godsdienst waren, en de Leeraar der Protestantsche Gemeente hem niet smaakte. Hy deedt zich voor als een byzonder Godsdienstig Christen, die magtig veel op hadt met het bevindelyke van het innig Christendom, waar over hy op eene zeer voldoende wyze sprak met allen, aan dusdanige begrippen overgegeeven; ook wendde hy voor tot de keuze om Brouwershaven boven Rynberk te stellen, grootlyks bewoogen te zyn, door het plan by hem gevormd, om daar in meerder rust en stilte zich aan de uitoefening van het innig Christendom over te geeven, en de Geneeskunst alleen aan de hand te houden tot welzyn van zyn Naasten, en ter verlustiging van den Geest. Door dit hulpmiddel der Dweeperye, gepaard met eene bevallige en inneemende houding, wist hy zich eerlang by veelen aangenaam te maaken, en eene algemeene agting te verwerven; te meer daar hy, in zyne gesprekken, over verscheide onderwerpen, zich gedroeg als | |
[pagina 351]
| |
een Man van verstand en oordeel, die wyduitgestrekte kundigheden en eene groote ervaarenheid bezat; deeze laatste beruigde hy te moeten dankweeten, aan zyn menigvuldig reizen, waar toe een zwaare Koophandel, met zyne Zuster in gemeenschap gedreeven, hem genoodzaakt hadt. 't Gevolg van dit alles was, dat de Regeering van Brouwershaven hem weldra de Inwooning vergunde, onder voorwaarde, dat hy zyne Doctoraale Bulle en een Getuigschrift van een goedgedrag, bezorgde: dit nam hy gereedlyk aan, en gaf voor ten dien einde naar Rynberk te zullen vertrekken. Dan, eer hy deezereis aanvaardde, bevestigde hy zyne verkreegene agting door zyn gedrag omtrent eenige Zieken, die hy niet naar 't Lichaam, maar ook naar den Geest, volgens ieders onderscheiden Gemoedsstand, met alle oplettenheid en zorgvuldigheid behandelde. In 't laatste opzigt boven al gedroeg hy zich zo ernstig, gemoedelyk, en inneemende, dat geen Leeraar van die leiding hem daar in kon overtreffen. - Een Doctoraale Bulle en een Kerklyk Getuigschrift kon hem niet ontbreeken, hy leeverde ze beide over, en niemand voedde eenigen twyfel aan derzelver egtheid. Om het denkbeeld dat hy de Geneeskunst meest tot bovengemelde eindens te Brouwershaven zou oefenen, te meer schyns van waarheid te geeven, sprak hy, schoon met de houding eens Mans wiens hart los was van de Wereld, niet alleen van groote Goederen hem en zyne Zuster | |
[pagina 352]
| |
toebehoorende, en te Rynberk gelegen; maar ook veel van den Heer j.j. winkelman Raad en Directeur van Neerlandsch Indie, die zyne groote Bezittingen aan hem en zyne Zuster by Uitersten wille stondt naa te laaten. 'Er reezen wel eenige vermoedens ten opzigte van den vroomen Arts; doch deeze konden hem geen nadeel toebrengen, daar hy, door uitwendig vertoon van Godvrugt, van Medelyden en Weldaadigheid, jegens verlegenen en behoeftigen, zyne agting vestigde: en by de zodanigen, die hy vatbaar oordeelde, om zulks aan te neemen, de bevreemding dat hy een schoon Huis en eene pragtige Lustplaats te Rynberk verlaaten hadt, wegweerde door, onder sterke betooningen van een eerbiedigen indruk, te betuigen, dat het geschied was op eenen uitdruklyken last hem van god in een Droom gegeeven. Brieven als van zyne Zuster geschreeven nu en dan vertoond, en ook van zynen Neef winkelman, hielden de voorgeevens, die hy ingeboezemd hadt, leevendig, en zyn uitwendig stigtlyke wandel deedt hem als een Beschermengel van Brouwershaven eerbieden. Bovenal hadt hy zich weeten in te dringen in de gunst eens Raads en Oudburgemeesters dier Stad, jan van der byl, en diens éénige Dogter, door hem van eene zwakheid en ongesteldheid geneezen, en teffens tot het aangaan eens Huwelyks overgehaald. Terwyl de Vader eenigen tyd van beraad genomen en hem intusschen | |
[pagina 353]
| |
de vryheid eener gemeenzaame verkeering ten zynen Huize toegelaaten hadt, welke hy misbruikte tot het pleegen eens Minnehandels van bezwangering gevolgd: ontstondt 'er een geval, 't welk in 't eerst hem een volslaage mislukking dreigde; doch, by de uitkomst, te baat kwam. Een Doctor in de nabuurschap hadt, onder soortgelyke voorgeevens, eene jonge Dogter om den tuin geleid en verlaaten, en 'er rees een vermoeden of kamerling die zelfde Man niet mogt zyn; maar hier van wist hy zich ten vollen te zuiveren, en dit deedt alle verdere vermoedens wyken. De aanleg eener byzondere Oefening met Lieden, die voor Godvrugtig bekend stonden, het zich aangeeven tot een openbaar Cathechisant, vestigde meer en meer het begrip zyner Godsdienstigheid. De Brieven van Rynberk aan hem, en aan zyn aanstaanden Schoonvader, vermenigvuldigden, deeze gaf zyne toestemming tot het Huwelyk. De geboden te Brouwershaven liepen ongestoord af; hy vervaardigde de Getuigschriften dat ze te Rynberk gegaan waren, en leverde dezelve, op zyn tyd in, waar op in Hooimaand des voorleden Jaars de voltrekking der Egtverbintenisse, in gemeenschap van Goederen, volgde. In den Handel met zynen Schoonvader deel neemende pleegde hy zyne schelmeryen by aanhoudenheid; doch wist ze, zo wel als de andere, listig te dekken. Een Reis naar Rynberk voorgeslaagen bragt hem | |
[pagina 354]
| |
in groote engte; en hielden veelen zich langs hoe meer verzekerd, dat kamerling, ondanks alle zyne veelvuldige voorwendzels, en vertoon van Godsvrugt, een Schelm en Bedrieger moest weezen. De verdenkingen groeiden aan. De egte Brieven van Duisburg, waar hy voorgegeeven hadt op de Hoogeschool de Bevordering tot Doctor bekomen te hebben, en van Rynberk, logenstraften den stapel valsche Bescheiden door hem ingeleverd. Ten einde geheel zeker te gaan benoemde de Magistraat van Brouwershaven twee Gelastigden om op die beide plaatzen onderzoek te doen. Kamerling hadt de onbeschaamdheid om de Heeren, die na Rynberk stonden te vertrekken, een open Brief aan zyne Zuster mede te geeven, om hun, met alle deftigheid, overeenkomstig hun Ampt, te ontvangen, en alle hulpe in 't uitvoeren van den hun opgelegden last toe te brengen, op dat zyne en haare Eer, als mede die der gansche Familie, mogt worden hersteld. Deezen vonden geene Zuster, geene Goederen, en alles verdicht: waar op de reeds burgerlyk vastgezette kamerling in de lyfstraflyke Gevangenis werd overgebragt, en in Slachtmaand deezes Jaars verweezen om andermaal op 't Schavot te treeden, aldaar met een strop om den hals, onder de galg, strenglyk gegeesseld en gebrandmerkt, in het Tugthuis zyn leeven lang bewaard, en op eigen kosten, of handen arbeid, onder- | |
[pagina 355]
| |
houden te wordenGa naar voetnoot(*). Kort maar vol van tooneelen was het laatste Bedryf deezes Bedriegers, die door zyn Godsdienstige Geveinsdheid, de Ligtgeloovigheid verkloekt, en een Onderzoek, 't welk vroeger met alle vrugt te werk gesteld hadt kunnen worden, ontdooken hadt. - Men verzogt vervolgens by Staaten van Zeeland, om vernietiging van het aangegaane Huwelyk en Wettiging van het Kind daar uit geboorenGa naar voetnoot(†). |
|