Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijLast aan Van Welderen gegeeven, om op afdoen van zaaken aan te dringen.Ingevolge deezer klagten kreeg de Gezant van welderen last, dezelve ten Engelschen Hove bekend te maaker, en tevens te verklaaren; dat daar de oorzaak van alle deeze moeilykheden, aan niets anders kon toegeschreeven worden, dan aan de Verschillen, zedert eenigen tyd, tusschen de beide Maatschappyen gereezen, en tot nog onafgedaan, het overzulks hoogst te wenschen was, dat éénmaal de noodige middelen by de hand mogten genomen worden, om die Verschillen, op eene billyke wyze, uit den weg te ruimen, schikkingen te beraamen en vast te stellen, naar welke de zaaken, in het toekomende, zouden worden behandeld, op dat de Nederlandsche Maatschappy met zekerheid mogt weeten, naar welk een regel zy zich in 't vervolg, met opzigt tot de Engelschen, zou hebben te gedraagen. - Op die gronden moest de Afgezant zyne meermaals gedaane aanzoe- | |
[pagina 299]
| |
ken vernieuwen, en, op het ernstigst aandringen, dat de eindelyke Afdoening dier Verschillen eenmaal ernstig het voorwerp der Overweegingen mogt worden; en ten gevolge hebben het maaken van zodanige schikkingen, waar door, voortaan alle redenen van klagten en oneffenheden zouden verdwynen. - Als mede, dat, geduurende de Onderhandelingen daar over, tot voorkoming van nieuwe feitlykheden, die de Bedienden van de eene Compagnie tegen die der andere zouden mogen pleegen, aangenoomen mogt worden, het Plan van de Orders aan de Bedienden van beide de Maatschappyen, door hunne Hoog Mogenden in laatstleden Grasmaand voorgeslaagen, overeenkomstig met het oogmerk van zyne Groot Brittannische Majesteit. - Dat 'er geen goede rede kon worden bygebragt waar om 't zelve niet werd omhelsd; en dat, dien onverminderd, ten allerspoedigste, strikte en nauwkeurige Bevelen mogten worden afgezonden, aan de Bedienden van de Engelsche Oost - Indische Maatschappy in Bengale, om den Handel der Nederlandschen in Salpeter en Amphioen, onverhinderd te laaten voortgaan, ten einde, in alle gevallen, de vrugt te genieten van de Orders, door Bestuurderen van de Engelsche Maatschappy, in den Jaare mdcclxii, aan haare Bedienden gezonden: dewyl hunne Hoog Mogenden zich niet konden verbeelden, dat het oogmerk van zyne Koninglyke Majesteit, of zelfs van Bestuurderen der Engelsche Maat- | |
[pagina 300]
| |
schappye, zou weezen hun van hunnen wettigen en onafgebrooken Handel in de gemelde goederen te ontzetten, vooral naa de uitdruklyke verzekeringen, nog onlangs door zyne Majesteit gegeeven, dat die Bestuurders in Indie op de vriendlykste en hartlykste wyze zouden leeven met de Nederlanderen, en in geener voege eenigen onregtvaardigen inbreuk doen op den Nederlandschen Handel, of derzelver Vastigheden in dat gedeelte van de WereldGa naar voetnoot(*). |
|