Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijNieuwe klagten over de mishandelingen der Engelschen.De eene onaangenaamheid, in de Oost-Indien, den onzen aangedaan, scheen de andere op de hielen te volgen, en geschikt om de Scheure, welke men in Europa zogt te heelen, te verwyderen: want ten eigen dage dat hunne Hoog Mogenden den bovengemelden last voor hunnen Afgezant ten Londenschen Hove vervaardigden, vonden zy zich in de noodzaaklykheid om denzelven te verbreeden. Nieuwe klagten, door Bewindhebberen uitgestort, hielden in, dat de Bedienden der Engelsche Maatschappye, met den Koning van Candia, tegen welken de Neder- | |
[pagina 297]
| |
landsche Maatschappy in Oorlog was, niet alleen Onderhandelingen, ten nadeele der laatstgemelde, gehouden hadden; maar spraaken in 't brede van feitlyke onderneemingen tegen de Plaatzen Natter en Tapanioly, door de Engelschen overweldigd, en in bezit genomen; als mede van het haatlyk gedrag van zommige Engelsche Officieren, die, misbruik maakende van de herbergzaamheid hun beweezen, zich niet ontzien hadden, verregaande buitenspoorigheden tegen de Bezittingen, Schepen, en Onderhoorigen van de Nederlandsche Maatschappy in de Oost - Indien te pleegen; thans niet vergeetende het wanschiklyk gedrag van den Commandeur tinkerGa naar voetnoot(*) op te haalen. Een reeks van Bedryven strydig met de Verbintenissen, waar op hunne Hoog Mogenden zich beriepen, waar tegen zy de noodige Voorziening verzogten, en by de wedergave der twee overweldigde Plaatzen, behoorlyke voldoening wegens alle vyandlyke onderneemingen. |
|