siers toonden snoodheids genoeg, om het eene oogenblik Geld te ontvangen, en 't volgende met 't zelve, en alles wat hun toe vertrouwd was, door te gaan.
Onbeschryflyk groot, ondertusschen, was de algemeene verslaagenheid, de onrust, de kommer, de angst, uit deezen toedragt van zaaken gebooren. Zo verre ging het Mistrouwen, dat veele Kooplieden, die uit zich zelven, en door hunne Familien ondersteund, wel in stand zouden hebben kunnen blyven, in de algemeene verlegenheid verward geraakten. Voor meer dan de gewoone Renten, op de aanneemelykste voorwaarden, op Effecten of Goederen daar voor beleend, was geen Geld te bekomen. Geen Discomte van Wissel ging 'er om. De verschrikte en bevreesde Rentenier, was doos voor allen aanzoek, en hieldt zyn Geldkist geslooten. Het stranden van veelen in dit laag ebbende Beursgety verstrekte, anderen wel tot een Baak; maar te vergeefsch: dewyl de aanhoudende afloop, hun noodzaakte om heden of morgen op de zelfde klippen te moeten vervallen. Hoe naar het 'er reeds uitzag men spelde nog grooter onheilen, de beste Huizen, over welken nooit twyfel viel, dugtte men dat, zo ze niet geheel ten gronde gingen, in de benardste omstandigheden zouden komen: om niet te spreeken van het aantal Joodsche Kooplieden, die, bykans hun geheel bestaan, in den Wisselhandel gevonden hebbende, thans een onherstelbaar verderf voor oogen hadden. De