Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijGroot aantal Kazilotten op onze Kust.Meermaalen gebeurde het, dat eenesoort van Walvisschen, Kazilotten of Potvisschen geheeten, van de gewoone verblyfplaatzen verwyderd, onze Vaderlandsche kust naderden, met de Ebbe vast en in handen van de Strandbewoonders geraakten; doch vinden wy geen voorbeeld dat zulks immer, in zo groot eene menigte geschiedde, als ten deezen dage, waarom wy het optekenens waardig keuren. De eerste, waar van men berigt kreeg, spoelde, in 't begin van Wintermaand, des Jaars mdcclxi, op 't Eyerland, een gedeelte | |
[pagina 222]
| |
van het Eiland Texel, aan: in de volgende Louwmaand, strandden 'er drie op den Oostkant van Vlieland, twee op 't Eiland Ter Schelling, en één op 't Eilandje Grind, niet verre van Harlingen, in Sprokkelmaand geraakte 'er één beklemd op 't Strand, tusschen Zandvoort en Wyk op Zee, die, ondanks het guure jaargetyde, duizenden van Aanschouwers derwaards lokte. By Oostende was 'er één, en op een Eilandje, aan den mond van de Theems, waren 'er zes aan land gedreeven. Schoon veelen voordeels trokken, van de verkoop des Traan leverenden Speks, en de zo genaamde Sperma Ceti, uit den Kop deezer Visschen, schreeven veelen de schaarsheid van Kabbeljaauw en anderen Zeevisch, waar over men aan Strand, en op de Vischmarkten in de Steden, deezen Winter klaagde, niet onwaarschynlyk toe, aan de menigte van Vischvraatige Kazilotten, die den hollen balg daar mede vulden, of ze van de gewoone Vischplaatzen verdreevenGa naar voetnoot(*). |
|