Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 208]
| |
gens Friesland, in de Algemeene Vergaderingen, tot aan de verheffing des laatst overléden Stadhouders: deeze, wel verre van hem, die zich altoos een groot Voorstander van het Stadhouderlyk Huis betoond hadt, en het vertrouwen van dien Vorst bezat, in aanzien te doen daalen, vermeerderde het zelve, en stondt hy steeds in blaakende gunste by de Gouvernante. Zyn Gezantschap naar de Zwitzersche Cantons in den Jaare mdccxlvii, in het Character van Buitengewoon Afgezant en Gevolmagtigden hunner Hoog Mogenden, op de Vredehandeling te Aken, strekken hier van ten blyke. Behalven, dat hy blyvend Commissaris Generaal was van de Zwitzersche en Grisonsche Troepen in dienst van den Staat, zat hy, buiten den tyd in de gemelde Gezantschappen gesleeten, wegens Friesland, in de Admiraliteit te Amsterdam, of in de Vergadering hunner Hoog Mogenden. Omtrent dertig Jaaren den Lande, in die onderscheide betrekkingen, gediend hebbende, werd in den Jaare mdcclx eene zaak openbaar, die veel opspraaks verwekte, en de beklaaglykste gevolgen naa zich sleepte. |
|