Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 189]
| |
Weetenschappen te Haarlem, in den Jaare mdcclii opgerigtGa naar voetnoot(*), was zedert in aanzien binnen- en buitenlands, in aantal van waardige Leden, zo Inwoonders als Vreemdelingen, grootlyks toegenomen: de uitgegeevene Verhandelingen met graagte gezogt, strekten ten bewyze van den onvermoeiden yver, om te voldoen aan de verkoozene Spreuke, ter eere gods en ten nutte des vaderlands. Met dit alles was die Maatschappy niets meer, dan het bedryf van byzondere Persoonen, niet gestaafd, door het verklaarde welgevallen, en 't gezag der Hooge Overheid. Bestuurders, dit in aanmerking neemende, en hoe in andere Landen, soortgelyke Maatschappyen, by derzelver instandblyving en voortgang, de gunstige goedkeuring van den Souverain verworven hadden, vervoegden zich ten dien einde by Staaten van Holland, welken het behaagde, op de plegtigste wyze, door hun hoog Gezag goed te keuren, de Hollandsche Maatschappy der Weetenschappen binnen de Stad Haarlem, als mede derzelver aangenomen Spreuk, deo et patriae, en Zegel met het randschrift sigillum societatis scientiarum batavo-harlemensis. Dit alles geschiedde onverkort het regt van andere Steden; en zou het der Maatschappye niet vrystaan, openlyk te leeraaren, of eenige | |
[pagina 190]
| |
Stukken te doen drukken, in eene andere Taale dan de Nederduitsche, of in die Taalen, in welke de Verhandelingen oorspronglyk geschreeven waaren. Deeze Open-Brief, den dertigsten van Hooimaand verleend, en met Dankbaarheid ontvangen, strekte der Maatschappye tot een nieuwe spoor en prikkel om haar begonnen werk, met allen yver, voort te zettenGa naar voetnoot(*). |
|