loofde overkomst steeds uitstelde. Om hem sterker te dringen, vaardigden zy deezen Timmerman, in Herfstmaand des Jaars mdcclviii, naar Luik, de plaats waar genneté zich toen onthieldt, om nadere onderrigtingen wegens het afmaaken des Werktuigs te bekomen. In gevolge van dezelve was het, in Grasmaand des volgenden Jaars, in gereedheid gebragt, en werd genneté verzogt, ter Proefneeminge, binnen eenen bepaalden tyd, over te komen, of iemand daar toe te volmagtigen. Hy beantwoordde dit verzoek uit Parys in een Brieve aan den Raadpensionaris gerigt, opgevuld met klagten over 't lastig aandringen op zyn overkomst, en met eene weigering om de Proeve door een ander te laaten neemen; dan die genoeg uitwees, dat gebrek aan Geld, de hoofdrede was, die hem belette naar Holland weder te keeren, om zyn Werktuig te voltooijen. Een minzaamer Brief dan hy verdiende, noodigde hem herwaards, met aanbieding van de Reiskosten, en een Daggeld van Tien Gulden eene Maand lang, die hy te Leyden zou blyven. Hy nam aan vóór den gestelden tyd over te zullen komen; maar een nadere Brief verschoof het weder tot het onzekere. Hier uit bespeurden Dykgraaf en Hoogheemraaden van Rhynland, dat men zyne Wederkomst vrugtloos wagtte; en werden zy te raade van alles tusschen hun en den uitlandschen Kunstenaar voorgevallen, Staaten van Holland kennisse te geeven, waar van zy denzelven, met
Tyds-