Vaderlandsche historie. Deel 23

Het leveren van den Tienden en Vyfden Man opgeheeven.

By gelegenheid der opgemelde nadere Verklaaring, wegens het verdubbelde buitengewoon Veil- en Lastgeld, vondt men goed, den vyftienden van Bloeimaand, te bepaalen, tot het Tydstip, dat de vordering van den Tienden Man der Groenlands - en van den Vyfden Man der Koopvaardyvaarderen zou ophouden^(†), 't welk de Scheepvaard van eene zeer groote belemmering ontsloeg, en boven al aangenaam was aan de Friesche Scheepsrederyen, als die, meer dan eenig ander Gewest, de Schepen met eigen Landsvolk bemannen. In dit Landschap was de Scheepvaard zodanig toegenomen, dat, daar men zeer weinig Jaaren geleden, doorgaans niet meer dan twee honderd Schepen ter Buitenlandsche Vaard in Zee bragt, thans meer dan zes honderd den Oceaan bevoeren.

(†) Zie hier boven bl. 67. en Nederl. Jaarb. 1760. bl. 541.