Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijGedagten der Amsterdamsche Kooplieden hier over.Beide deeze weinig goeds en spoeds beloovende Stukken werden na de byzondere Gewesten toegezonden, om by derzelver Leden onderzogt te worden. Burgemeesters van Amsterdam stelden ze, gelyk meermaalen, in handen van Kooplieden, als best in staat om hier over te oordeelen, en des berigt te geeven. Zy namen ze in rype overweeging, en leverden een breedspraakig veel behelzend Antwoord in, wel geheel afschryvenswaardig, doch te lang om hier plaats te vinden, het voornaamste | |
[pagina 59]
| |
bestondt hier in. - Met groote smerte hadden zy gezien, dat, niet tegenstaande de aangewende onvermoeide poogingen, om de Verschillen uit den weg te ruimen, de zaaken zo weinig waren gevorderd, dat men zich niet kon vleijen een goed einde daar van te zullen zien. Met hoe veel voorzigtigheids en beleids het Ontwerp tot eene Overeenkomst, ook was opgesteld, hoe zeer men daar in de denkbeelden gevolgd hadt, die men uit de Gesprekken met den Gezant yorke oordeelde, aangenaamst aan het Engelsch Staatsbewind te zullen weezen, werd het, egter, verworpen, en uit naam des Konings onaanneemelyk verklaard; ja een Tegen - Ontwerp overgegeeven, 't welk de Handel te recht aanzag, als geschikt om de laatste hand aan de verdrukkinge en ondergang van alle Vaard en Koophandel te leggen, indien men in 't begrip mogt vallen, dat men ook zo verre aan Engeland moest toegeeven, dat men zich hier in aan 't zelve blindelings onderwierp. De Onderhandeling van den Staat met Engeland, hadt twee groote Oogmerken, om naamlyk vry te krygen de Schepen, door de Engelschen, tegen de trouw der Verbonden, opgebragt; en om zekerheid voor de Vaard en Handel in het toekomende te verwerven. Toetste men het Vertoog en het Ontwerp des Engelschen Gezants, aan die twee groote oogmerken, de inhoud van het eene noch het andere, zou by bevinding daar aan voldoen. De | |
[pagina 60]
| |
Aanbiedingen van de zyde der Republiek verklaart men onaanneemelyk; het beding van de Vrygeeving der Schepen houdt men onmogelyk, en slaat het glad af; de Koning kan niet afgaan van de Rykswetten, en agt geeven op de Vertoogen van eenige Mogenheid, om, buiten geregtlyke beslissingen, ontslag te verleenen. Spreekende gevallen weezen het tegendeel uit. Dan hoe zeer het, den Zeehandeldryvenden smertte, dat zy, tot hunne groote schade, uitstel op uitstel moesten verdraagen, nog gevoeliger waren zy, over eene Beschuldiging, hun ten onregte aangedaan, als of zy met onwaarheden de Regeering zouden hebben zoeken te misleiden. Zy vorderen een nader onderzoek, ten einde moge blyken, wie het was die zogt te misleiden. Gerust was de Koophandel, dat de uitkomst alle de Klagten by de Hooge Regeering gedaan zodanig hadt bekragtigd, dat 'er geene onwaar of van zo weinig gewigts zouden gevonden worden, dat ze de aandagt der Regeeringe niet verdienden. Hadden die Klagten, in den beginne, wat meer gehoors mogen erlangen, zy zouden, buiten twyfel, de smert niet hebben om de zaak tot het tegenwoordig uiterste gebragt te zien. Het langer uitstel om de gedagten over de vermeerdering der Contrabande Waaren te uiten, strekte maar al te baarblyklyk om den Ingezetenen van den Staat de Vaard en Handel op Rusland en Moscovien te beletten. Het Vertoog van yorke | |
[pagina 61]
| |
wees genoegzaam aan, dat men alle Scheeps- Materiaalen, als het den Engelschen, volgens hun Stelzel van Convenientie, in 't hoofd kwam, daar onder zou begrypen. Wanneer de deur altoos open bleef om alle Schepen met Oostersche en Noordsche Voortbrengzelen gelaaden, en verder als onze Havenen bestemd, op te brengen en aan te houden. Hadt men van het vrygeeven der opgebragte Schepen, en van het vergoeden der Schade niets te verwagten, dan 't geen by den Regter stondt uitgeweezen te worden; men zou geene meerdere zekerheid voor het vervolg hebben, dat de Vaard en Handel van de Ingezetenen ongestoord zou kunnen geschieden: de Middelen daar toe, door hunne Hoog Mogende voorgeslaagen, werden niet genoegzaam geoordeeld, en men gaf voor nauwlyks Middelen te kunnen vaststellen, geschikt om allen vermoeden weg te neemen. Men verkoos in Engeland de zaak te laaten aan de langwylige Uitspraak der Geregtshoven, die hunne Instructie hadden om naar dezelve te oordeelen, en die men voorgaf best in staat te zyn om ieder zaak op zich zelve, volgens haare verdiensten, te beslissen. Hier door bleeven de Schepen der Handeldryvende Ingezetenen van den Staat in eene geduurige zwaarigheid van opgebragt te worden, en lange Regtsgedingen te moeten ondergaan, 't welk, buiten tegenspraak, alle Vaard en Handel zou stremmen. Voorts ontleden zy, in dit Vertoog, van | |
[pagina 62]
| |
stuk tot stuk het boven opgegeeven En gelsch Ontwerp, en daalen af tot veele byzonderheden, verscheide zwaarigheden, die oppervlakkig 'er niet in lagen opgeslooten opperende, ‘ten einde,’ gelyk zy zich uitdrukken, ‘by andere Onderhandelingen de kleinigheden niet over 't hoofd gezien worden.’ - Met die wederleggende ontvouwing, meenden zy getoond te hebben, dat wy, door dit Tegen-Ontwerp, zouden verliezen het regt van de rechtstreeksche en zydelingsche Vaard en Handel op de Fransche Volkplantingen in America, dat wy na onze Volkplantingen geene Goederen voor Fransche Rekeninge zouden mogen voeren, ook niet van daar na eenige Plaats, Volkplanting of Vastigheid der Franschen, noch van daar of van onze Volkplantingen, herwaards, of na eenige andere Plaats van Europa, en dat alle Goederen, by wege van Overschepen in onze Schepen genomen, 't zy in Europa, 't zy in America, aan Verbeurtverklaaring bloot zouden gesteld zyn. En wat kon tegen alle die nadeelen ten voordeele bedongen worden? het Vertoog van den Heer yorke gaf niets zodanigs op. Het ontzaglyk aantal Schepen in Engeland opgebragt, moest men aan de onzekerheid der Regtsgedingen overlaaten. De Schepen, die op Zee waren, en in 't vervolg hunne uit - of t'huisreize zouden moeten doen, bleeven aan dezelfde zwaarigheden onderhevig; men wilde geene schikking omtrent Papieren toestaan; men wees | |
[pagina 63]
| |
de Schippers na de Admiraliteitshoven; men repte noch roerde geen woord van het beteugelen der ongehoorde Buitenspoorigheden van de Kaaperen, waar over meermaalen, zo bitterlyk was geklaagd; en ten laatsten, men wilde, omtrend de Scheeps-Materiaalen, het aangenomen Stelzel van Convenientie opzettelyk blyven volgen. Onder verbeteringe kwam het hun, derhalven, voor, dat 'er zich geen reden opdeedt waarom de Staat, zonder betere Voorwaarden te bedingen, in dit Tegen-Ontwerp zou treeden. Onder eene genoegzaame Bescherming konden de Ingezetenen van de Republiek, voor 't grootste gedeelte, in 't genot blyven van die Vaard en Handel, waar van men, door deeze Overeenkomst, zou afzien, en zy, of hunne Schepen en Goederen werden van geen erger natuure. Zy zouden zich niet in laaten of de Onderhandeling met Engeland moest aangehouden, op eene andere wyze aangevangen, of geheel afgebrooken worden: dit liep buiten hun taak; dan, hoe zeer zy van harten wenschten dat zy, door iets toe te geeven, den overgrooten schat van hun in Engeland vastgehouden, konden wederkrygen, en dat zy, in 't vervolg zeker mogten zyn van hun Vaard en Handel gerustlyk te zullen kunnen voeren, zo konden zy niet bepaalen wat 'er toe gegeeven zou behooren te worden, of van welke eischen men eenigzins zou kunnen afstappen. Verschillende belangen maakten dit | |
[pagina 64]
| |
allermoeilykst; doch, hoe zeer de belangen verdeeld en de gevoelens deswegen onderscheiden waren, stemden alle de Belanghebbenden hier in overeen, dat, al wilde men iets opofferen, en men deedt daar van, op nieuws, aanbiedingen aan Engeland, het voorgaande allen grond gaf om te vreezen, dat het niets zou vorderen. Immers hadt men gezien dat, zo lang de Kooplieden met yver hunne belangen inbragten, en eer de Onderhandelingen begonnen waren, van de zyde des Gezants yorke voorgegeeven werd, dat alles zich gunstig zou schikken, als mede dat een groot aantal Schepen te gelyk zou vry gegeeven worden: mits men flegts aan onzen kant, eenige inschiklykheid wilde gebruiken, en afzien van de Vaard en Handel op de Fransche Eilanden. Vertrouwende op de goede belofte hadt de Regeering getoond in zo verre Engeland wel ten gevalle te willen zyn, en te verklaaren, dat het Verdrag van mdclxxiv geene betrekking zou hebben tot de Vaard en Handel op de Volkplantingen van andere Mogenheden. Nu eischte men meer, en zogt alle onze Schepen na en van onze eigene Volkplantingen komende, aan een lang en moeilyk Onderzoek bloot te stellen, en men schreef ons zo veele Wetten voor, dat de Ruine van de Vaard en Handel op de West-Indien daar ganschlyk mede gemengd was. Te deezer oorzaake durfden zy zich niet vleijen, dat eene andere aanbieding van welk eene natuure dezelve | |
[pagina 65]
| |
ook zou mogen weezen, meer een gunstige uitwerking zou doen. 't Zou dan, huns oordeels, geraaden zyn, zich, in gods naam, over te geeven aan den Regter, en hunne zaak te laaten aan de Gewoone Regtbank, hoopende, dat god Almagtig, de harten der Regteren tot kort, goed en onvertoogen Regt en Geregtigheid, ingevolge der heilige Tractaaten, zou neigen. - Niet te min bleeven zy altoos by die gedagten, dat het ten hoogsten noodzaaklyk was, om Vaard en Handel door een genoegzaam aantal Oorlogschepen te beveiligen, om niet van den vryen Wil en Overheerschinge van andere Natien af te hangenGa naar voetnoot(*). |
|