het Reglement beraamd, alle mogelyke voorzorge tot deszelfs bestendigheid gebruikt, en dit het eerste geval was, waar in het genomene Voorbehoedzel goldt, niet dan met aandoening konden overweegen, welke onvoordeelige denkbeelden 's Lands Ingezetenen, indien men dus te werke ging, zouden kunnen vormen van de Voorzigtigheid hunner Overheid in het neemen, en van derzelver Standvastigheid in het handhaaven der Besluiten, die op 's Lands welzyn eene onmiddelyke betrekking hadden, en op welker welberaadenheid en onveranderlykheid, het allersterkst betrouwd behoorde te worden. Dat de Schikking der Opvolging, niet dan met rypen raade en met overleg en goedkeuring, gemaakt was van wylen zyne Doorlugtige Hoogheid, wien het kennelyk aan geene gelegenheid ontbroken hadt, om, was zulks door hem raadzaam geoordeeld, in stede van de woorden, van de waare Christelyke Gereformeerde Religie, zodanig als die in de Publieke Kerken deezer Landen geleerd wordt, te doen stellen van de Protestantsche Religie. Die Vorst hadt, overzulks, het dienstig voor den Staat en de belangen van zyn Huis geoordeeld, deeze Voorwaarde zo, en niet anders, te bepaalen. Dit Reglement, daarenboven, was aan te merken als een altoos duurende Grondwet der Regeering van den Lande, van welke men in geen punt, op eenigerlei wyze, kon afgaan, zonder het geheel te verzwakken. Een Ontslag van één der Voorbehoedzelen, en wel in 't eer-