Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijDe Begraafenisse.De noodige Beschikkingen tot de groote Plegtigheid der Begraafenisse, op den drieen- twintigsten van Sprokkelmaand bepaald, gemaakt zynde, hadt dezelve ten gemelden dage voortgang. De Lykstaatie kwam, in de meeste opzigten, overeen met die van wylen haaren GemaalGa naar voetnoot(*) in eenige week dezelve 'er om blykbaare redenen van af. Dat in den trein zich minder Krygsvolks vertoonde, werd daar aan toegeschreeven, dat haare Koninglyke Hoogheid, in haar leeven, alleen in naam van den Minderjaarigen Erfstadhouder, Gezag over 's Lands Zee- en Landmagt, en alleen aan het Hof dat bevel voerde als Gouvernante en Voogdesse van den Minderjaarigen Capitein Generaal, wier post het niet was, in persoon, 's Lands Krygsmagten in Oorlogstyden tegen den Vyand aan te voeren. Uit dien hoofde voegden ook veele cieraaden als Krygs- en Veldheerstekens by deeze Lykstatie niet. De vier hoeken van het kleed | |
[pagina 21]
| |
dat het Vorstlyk Lyk van willem carel hendrik friso bedekte, werden door de vier eerste en hoogste Bevelhebberen der Land- en Zeemagt gedraagen; doch thans opgehouden door vier eerste Heeren uit het Staatsbewind; ter aanduidinge, dat wylen haare Koninglyke Hoogheid wel de Raadsvergaderingen; maar geenzins de Veld- of Zeetochten bywoonde. Het Zwaard van Souverainiteit zag men thans mede niet; dewyl dit Eereteken, 's Vorsten Souverain gezag in deszelfs Duitsche Staaten verbeeldde, 't welk de Overledene Prinsesse alleen als Voogdesse over, en in den naam van den Jongen Vorst, bediend hadt. Zy was geene Geboore Prinsesse van Oranje en Nassau, en derhalven kwamen de Paarden en Standaarden met die Wapenen hier niet te passe; doch werden voegelyk vervangen door de vier Kwartieren Saxen, Brandenburg, Brunswyk en Engeland. - Zo min, en om dezelfde reden, als geene Afgezanten van buitenlandsche Mogendheden, noch de Raad van Staaten, de Lykstatie van den jongst overleden Stadhouder bywoondenGa naar voetnoot(*), vonden zy plaats in deeze. In 's Gravenhaage, te Delft, en onder den weg tusschen die Hofplaats en Stad was alles bezorgd wat tot geregeldheid en ter voorkominge van ongelukken kon dienen: de Nieuwe Kerk geheel ontruimd, ter | |
[pagina 22]
| |
hoogte van een half voet met zand bedekt, en met een planken vloer belegd, was van binnen, als mede het Choor en de Vorstlyke Graftombe volgens de regelen der Bouwkunde, zeer kunstig verlicht, met Waschkaarssen, Lampjes en Turksche Lantaarnen van geolied papier. De Generaal Majoor kreutsnach hadt die verlichting bestuurd, en herschiep daar door den donkeren nacht in de Kerk, welker glazen hy alle met zwart Karsay hadt doen behangen, in een helderen dag. Toen men van de Tooren dier Kerke de Lykstatie, de muuren van het Prinslyk Delft zag naderen, kreegen de Arteleristen, die in de Nieuwe Laan by één - en - twintig metaalen Kanonstukken geplaatst waren, een sein, en maakten, door een drievoudig gebalder, de aankomst van het Vorstlyke Lyk bekend. Op deeze donderende Lykmaar werd de Trom op 't Marktveld geroerd en het Treurmuzyk aangevangen, 't welk duurde tot het einde der Lykplegtigheid. Toen omtrent half vier uuren de Lykkoets ter Kerke inreedt, herhaalden de Arteleristen, op een gegeeven sein, het drievoudig losbranden des geschuts. De Lykbaar, naa het om en doordraagen der Kerke, by het Prinslyk Graf neder gezet zynde, plaatste zich de jonge Prins Erfstadhouder in eene zitting met zwart Laken omhangen, tegen over het Vorstlyk Praalgewelf gezet, terwyl de Hertog van Brunswyk aan de regte en de Prins van Nassau Weilburg aan de slinker hand van den schreiënden Vorst | |
[pagina 23]
| |
stonden. In tegenwoordigheid deezer hooge Persoonadien en verdere aanweezende Heeren, werd de Kist van de baare afgenomen, kruiswyze met een zyden Lint toegebonden, en boven op het dekzel verzegeld met het zegel van het Vorstlyk Huis, en dat van hunne Hoog-Mogenden, thans hoorde men voor de derde keer, het losbranden des geschuts, en werd onder 't zelve de Lykbus in de Grafkelder neder gelaatenGa naar voetnoot(*). Alle de Leden der Hooge Staatsvergaderingen, en alle andere Heeren, werden van wegen het Stadhouderlyk Huis, bedankt, voor de laatste Eere der overledene Prinsesse aangedaan. In de Kerkenraadskamer was een kostbaar Ontbyt gereed gemaakt, derwaards begaf zich de Erfstadhouder, met zyn Voogd en den Prins van Nassau Weilburg; hier bragt de eerstgemelde den jongen Vorst onder 't oog, | |
[pagina 24]
| |
‘dat de Vorstlyke Tombe, door hem gezien, de Bewaarplaats was der Overblyfzelen van zyne Doorlugtige Voorvaderen, die, door hunne uitmuntende bedryven, de Eer verworven hadden van zulke Eertekens naa hunnen dood naa te laaten, welken hy moest naavolgen, wilde hy, naa zyn overlyden, ook dergelyk eene Gedagtenis verwerven. - Dat hy, desgelyks, gezien hadt de Plaats, waar de Lichaamen der Afgestorvenen verborgen worden tot aan den Oordeeldag, op welke ook zyn Lichaam komen zou naa zyn overlyden, en dat hy, derhalven, hier zo behoorde te leeven, dat hy daar gods Oordeel over 't geen hy in zyn Leeven verrigt hadt, mogt kunnen afwagten.’ Om vyf uuren verliet de Erfstadhouder, en het verdere Gevolg, Delft, en kwam ten zes uuren in 's Gravenhaage te rug. De Delftsche Schuttery, kreeg, op 't verzoek der Capiteinen, vryheid om Compagnies wyze onder de wapenen, door de Nieuwe Kerk te mogen trekken, en de Lykcieraaden en de wonder fraaye Verlichting te beschouwen; waar naa zy, door de Magistraat, by voorraad, bedankt werden voor de beweezene Eere aan de overledene Vorstinne: een dankbetuiging door hun Edel Groot Agtbaaren, 's anderen daags staatlyker herhaald; weinig dagen laater kreeg ieder Schutter een Afdrukzel des dank betoons van 't Stadhouderlyk Huis. Welke eer de Haagsche Schuttery desgelyks genoot. | |
[pagina 25]
| |
Zo in de Hofplaats als in Delft, was de toevloed der Aanschouweren veel grooter, dan by de Begraafenisse van wylen zyn Hoogheid. Te laatst gemelder Stede gaven Vreemdelingen tot vier Dukaaten voor één Venster en tot honderd vyftig Guldens voor een Kamer, om 'er de Plegtigheid uit te beschouwen. |
|