Volks lieden-boek(1785)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De hengelaar. Wys: Je le compar avec Louis Het henglen is een tydverdryf, Geschikt, om elk geduld te leeren, En ik zou nog wel meêr begeeren, Want zie! ik heb een haastig wyf. Dikwyls moet ik zelf van haar hooren, Ach! gy zyt! ach gy zyt tot een talm gebooren. Maar zie ik wel, dan heb ik nop. Te groote haast moet altoos schaden, 'k Doe juist niet graag iets onberaaden. Een ander sloeg nu zeker op. Maar zou de visch my ook vergeeten. 't Is weêr mis, 't Is weer mis. 't Aas is afgebeeten. Als ik my zelven wel bekyk, Zo in myn woorden als myn werken Begin 'k myn traagheid zelf te merken, Myn vrouw die heeft al wat gelyk. Besluiteloos en traag te zamen, Foei Jacob! Foei Jacob! foei! gy moest u schaamen. [pagina 36] [p. 36] 't Is of de visch vertrokken is, Zou ik myn hengel eens verleggen, Maar wie toch kan me zeker zeggen, Aan d'overkant is meerder visch. Waartoe dan nu ook opgenomen? Zeker zal, zeker zal morgen ook wel komen. Vorige Volgende