Volks lieden-boek(1785)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De klaagende vrouw. Wys: Meent gy, dan jonge, Lizette! Heeft 'er iemand stof tot klaagen, Ik heb daar wel reden toe, Want myn man komt alle dagen (ô Wat ben ik droef te moe) Als eens slet langs straat gestreeken, 'k Heb al lang weêr uitgekeeken, 'k Heb al lang enz. Maar hy komt hy komt nog niet, Maar hy enz. Ach wat doet hy my verdriet. Ach enz. Door 't verloopen van de Neering Raakte hy eens van het pad, Dat ik juist ook myn verteering Niet heel naauw genomen hadt. 't Ergst van alle de ongelukken, Die daardoor myn huis nu drukken Die enz. Is, o bittre boezemsmart! Is ô bittre enz. Dat ik knaaging voel in 't hart Dat ik enz. [pagina 29] [p. 29] ô Wat hoor ik daar een leeven, Om het hoekje van die straat, 'k Zal my daar eens heen begeeven, Pieter ach! wat wordt het laat. Goede Hemel! kan ik 't draagen, Ach! myn Pieter op een waagen Ach enz. Vast gebonden als een zwyn, Vast gebonden enz. Mogt ik de oorzaak maar niet zyn, Mogt ik de enz. Vorige Volgende